Johan Huijts
aan
Menno ter Braak
Rotterdam, 27 november 1927
27 Nov. 1927
Beste ter Braak!
De derde voorstelling schijnt vrijwel naar aller tevredenheid geweest te zijn. Al is er bij de films van Ruttmann althans één man vertrokken met de opmerking: Ik ga naar Pschorr. Over het geheel vond men Ruttmann wel merkwaardig, en heeft zich naar mijn smaak al te enthousiast getoond over Jazz. M'n persoonlijke meening is vrij nauwkeurig in m'n kritiek in de NR.Ct. uitgedrukt (al was ik dit keer te moe om er veel van te maken).
We zijn een beetje in ongelegenheid gebracht door het feit dat elke aanwijzing omtrent de muziek ontbrak; ook de negatieve, dat we geen aanwijzing te verwachten hadden. Niet alleen is het nu pure improvisatie geworden, omdat we den kapelmeester niet meer van te voren konden bereiken, maar bovendien krijg ik last met den man, die zich teveel ‘redder uit den nood’ gaat voelen. Daarbij kwam nog dat in de programma's van Clausen nog de briefjes over de muzikale begeleiding van jullie voorstelling lagen, waardoor 's mans stemming er niet op verbeterde. Mag ik erop rekenen, dat we in den vervolge zoo nauwkeurig en vlug mogelijk ingelicht worden?
Wil Clausen zeggen dat er 40 programma's verkocht zijn. Drie zijn hier gebleven voor propaganda. De rest krijgt hij terug. Het geld is hem opgezonden.
Met beste gr.
je
Johan Huijts
Origineel: Amsterdam, EYE Film Instituut Nederland