Maurice Roelants
aan
Meno ter Braak
Woluwe, 11 december 1933
Woluwe, 11 December 1933.
Gribaumontlaan 40.
Beste Menno,
Ik heb veel pleizier gehad met de geschiedenis van Bouws; het manifest had hij mij echter reeds gezonden (samen met het gedicht van Jan van Nijlen); met een paar kleine correcties gaat het hierbij terug.
Grosso modo hebben wij reeds vastgesteld wat in de eerste aflevering zal kunnen verschijnen: voornoemd gedicht van Jan van Nijlen, het begin van een nieuwen roman van Walschap, een fragment uit den roman van Van Cauwelaert, verscheidene gedichten en enkele panopticumstukjes, die wij zullen laten verschijnen onder de rubriek: De Keerzijde, stukjes van Marnix Gijsen, Herreman, Walschap en mij. Vermoedelijk zullen er nog een paar verzen zijn, van Karel Leroux en Richard Minne. Zaterdag a.s. houden wij nog een redactievergadering en dan zullen wij wellicht al de copy beschikbaar kunnen stellen.
Hoe zullen wij nu met het wegvallen van Bouws de betrekkingen regelen? Zal Marnix Gijsen al onze copy naar u zenden, of rechtstreeks naar de drukkerij?
Hierbij zend ik u ook den grappigen brief van Binding, alsook een afdruk van mijn antwoord.
Voor het overige verleen ik het woord aan Truida,... die echter niet van plan is daar gebruik van te maken, afgezien van de betuiging van haar sympathie voor jou en Ant, en de hartelijke groeten,
Doorslag: Den Haag, Letterkundig Museum