Willem Elsschot
aan
Menno ter Braak
[Antwerpen], 23 maart 1933
23/3/1933
Waarde ter Braak,
Ik voel me gevleid met je appreciatie van mijn beschouwing over STIJL. Wat je zegt over ‘een inleiding tot Kaas’ is zeer eigenaardig, want ik moet erkennen dat het studietje onder den invloed - en onder 't denken aan - ‘Kaas’ geschreven werd. Ik zal het misschien door V. Kampen in Kaas doen inlasschen, als een soort Inleiding of Woord Vooraf.
Breek U over dat gedicht aan onzen Jan maar niet verder het hoofd.
Ik heb me voorgenomen je roman nog eens over te lezen en misschien kom ik er nog nader op terug. Maar ik heb werkelijk veel plezier gehad aan je beschouwingen over den invloed van het eene karakter op het andere, in het verpletteren van Andreas (nog onbewust van eigen waarde) door Van Haaften, gevolgd door het geleidelijk opzuigen van V. Haaften door Andreas. Als ze elkaar na de slotdivanscène nog ontmoet hebben, dan heeft Andreas zeker ijskoud voorgesteld samen een Cats te drinken, maar V. Haaften is aan den haal gegaan. Van in onze kinderjaren moeten wij ons dergelike tyranniën laten welgevallen. Maar bij Uw personages is het nog de vraag wie de tyran is: ik geloof Andreas en niet Van Haaften. Als ik het maar goed begrepen heb, dat is voor mij hoofdzaak.
En nu, tot later.
Hartelijke groeten,
A. De Ridder
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum