J. Greshoff
aan
Menno ter Braak
Kaapstad, 7 februari 1940
Dit is brief nummer Zeven-en-Twintig 27
Kaapstad 7 Februarij '40
Aschwoensdag
Beste Menno,
Ik heb een paar drukke vervelende dagen achter de rug, geheel gevuld met huiselijke besognes. Allerlei dingen in orde maken voor Kees' gelijkstelling (nl. van het toelatingsexamen tot de universiteit van Brussel met dat tot de universiteit van Kaapstad). De heeren zijn hoogst ambtelijk en meer dan omslachtig, zoodat ik allerlei papperasserie heb moeten rangschikken en voorleggen. Verder moest ik uitvoerig aan Nijkerk schrijven in zake het Hollandsch Weekblad. Ik weet niet of ik je gemeld heb, dat we met nieuwe jaar plotseling een hulde-telegram van Aldewereld kregen? Het was méér dan gek! Na eerst van het oogenblik dat we Brussel verlaten hebben, als consequent wanbetaler opgetreden te zijn en het noodige leugenkwaad over mij verteld te hebben, werd hij plotseling plechtig-vriendschappelijk langs de draad. Eergistern ontving ik een telegram van Nijkerk houdende het woord ‘accoord’, waar ik uit opmaakte, dat onze voorstellen en voorstelling, zooals ik die heb vastgelegd in het rapport dat ik je 4 Jan jl toezond met verzoek het na lezing aan Nijkerk te sturen, door A. geaccepteerd waren. Dat is mij in één opzicht zéér aangenaam omdat de finantieele kant ervan mij te pas komt; maar het allerliefst had ik, aan de andre kant, NIETS meer te maken met een man voor wie ik zoo veel gedaan heb en die mij zoo com amore bedrogen en belogen heeft. Ik schreef dus een lange brief aan Nijkerk, welke gisteren aan de posterijen werd toevertrouwd. Heden viel toen mijn oog op een bericht, nl dat onze Simon de letterkundige rubriek in het Weekblad gaat verzorgen. Toen werd ik toch eerst recht onbehoorlijk nijdig, NIET op Simon, die van deze dessous NIETS wéét, doch op A. die mij maanden lang kopij laat leveren en niet betaalt en nu hij blijkbaar geld heeft, dat door een ànder laat verdienen! En dat alles terwijl op dit oogenblik de geheele zaak nog half mijn eigendom is!!!! Ik schreef toen nog een supplement brief aan Bob, welke ik hier <in afschrift of liever doorslag> insluit. Een en ander heeft mij gallig gemaakt en ongeschikt voor arbeid. Ik hoop vandaag weer een beetje tot mezelf te komen en me weer met beter en prettiger aangelegenheden te kunnen bezig houden.
Door alle ergernissen heen las ik met veel genoegen de Mémoires van de hertogin van Abrantès. Een zeer levendig en vermakelijk geschrift, waaruit overduidelijk blijkt wat een hysterische aterling die meneer Napoleon in het dagelijksch leven was, een sinistere kwibus. En dan moet je bedenken dat de schrijfster hem hoogelijk bewondert en haar best doet al zijn kwibusachtigheden zoo gunstig mogelijk voor te stellen en uit te leggen. Maar, jà, naast moezen en hittelaars maakt hij inderdaad een behoorlijk figuur, zoowel wat verstand als fatsoen betreft en van het laatste bezat hij toch géén overdaad. Ik ben nu begonnen met het Memorial van ST;Helena: een kluif.
We hebben veel aan Uys Krige, een alleraardigste kerel, vermakelijk en dwars tegen al die ergelijke afrikaansigheden in. Moet niets, maar dan ook heelemaal niets hebben van al die phobieën, is niet anti-Engelsch, niet anti-Hollandsch, niet anti-semiet, niet anti-kleurling, kortom een gewoon mensch met als jij en ik! Ik schreef je geloof ik al, hoe hij deswegen door zijn lieve land-en taalgenooten voor verrader, schurk, volksvijand nummer één wordt uitgemaakt. Een blad De Transvaler, gaat nu al maandenlang tegen hem te keer en is onuitputtelijk in het verzinnen van steeds nieuwe en ook steeds vuiler leugens. Dat zelfde blad schreef ter gelegenheid van het bezoek van de Reiger over onwelkome gasten. Dit van wege de veel geroemde gastvrijheid. De allergeborneerdste en vlamerigste vlaam, is een ruimdenkende hoogstontwikkelde intellectueel en man van de wereld vergeleken bij de afrikaander nationalisten. Volgens Uys Krige hebben de leiders de kennis en de geestesgesteldheid van een kind van twaalf jaar, dat niet erg bìj is. Ik ken die lieden gooddank niet, alleen maar van hooren zeggen. En toch, dat is het gekke, maakt hun aanwezigheid de atmosfeer onbehaaglijk. Wij hebben hier een bijzonder geschikte en alleraardigste kring van bekenden. De gebroeders Louw, ofschoon uit het nationalisme voortgekomen en er nog niet gehéél vrij van, zijn zoo ontwikkeld, belezen, menschelijk, dat er uitstekend mee te praten valt. Ze zijn de krachtigste verdedigers van Uys Krige, in weerwil van het feit dat deze NIETS van het afr. nat. wil weten. Dat bewijst verdraagzaamheid en verstand. Fred le Roux is buitengewoon vrij in zijn oordeel en Jacques Malan, ofschoon hij nooit uit ZA wèg geweest is, doet en denkt als een goede Europeaan. Werkelijk ik mag mij in dat opzicht niet beklagen, maar niettemin voel ik toch sterk die half verborgen achtergrond van ondoordringbare domheid, die hier elk jong leven verstikt. De xenophobie is zoo sterk, dat men niet wil erkennen dat er eenig verband tusschen ZA en Nederland bestaan kan. ZA heeft zich losgemaakt en een eigen leven, heel wat belangrijker en boeiender dan het totaal verjoodschte Holland, <dat alleen geregenereerd kan worden door een bad in de Germaansche jungbrunnen, dus door aansluiting bij het groote ‘moederland’, g.v.d.> geleid. Van Europa valt er niets te leren. Elke import is een aanslag op de volkseigenheid en voert onherroepelijk tot verbastering. Bloed en bojem, dat het zoo huilt en kraakt. De verstandigen zien in, dat dit streven geestelijk, economisch en politiek tot zelfmoord leidt. Maar wie dat durft te zeggen is een liederlijke verrader!!! Wanneer je niet hier geweest bent en je hebt niet met enkele verstandige menschen gesproken, die deze geest haten, kun je je <met de beste wil> geen voorstelling vormen van de afgronden van levensvreemde verstoptheid, water- en luchtdichte stompzinnigheid zich hier openen. Haat zaaien is het enige waar die heeren knap in zijn. In de ‘echte’ streken mogen afr. kindertjes nooit één minuut op straat spelen met kindertjes waar thuis weleens Engelsch gesproken wordt. Wanneer dit plattelandsche afrikaanderdom nog eens werkelijk het heft in handen zou krijgen zou het leven hier voor intellectueelen <als W. de Louws> onmogelijk zijn.
Voor zoover we eenig belang bij ZA hebben, moeten we bidden, dat Slim Jannie, de heer J.C. Smuts, nog vele jaren aan het bewind blijft. Het kan zijn, dat hij een tikje bevooroordeeld is ten gunste van Engeland; maar dan vraag ik wat heeft Herzog in de achttien jaar dat hij aan het bewind was voor Nederland gedaan? Onder zijn regeering was het voor de Nederlanders nèt zoo moeilijk om hier binnen en aan de slag te komen, dan onder een Smutsregeering.
Het is nu toevallig, dat ik gisteren en vandaag wat over deze zaken gepraat heb. In het algemeen bemoei ik mij nooit met wat er buiten mijn werkkamer omgaat. Het weer is goddelijk, de natuur fraai, onze kennissen beminnelijk en hartelijk en niet dom; mijn hartje wat wil je nog meer? Alles! Nl Europa!
Wat wij onder Europa verstaan mag dan al ondefinieerbaar zijn, het is om de dooie dood geen fictie!!! Het is daarom zoo goed Europa voor een tijdje te verlaten, omdat je dan eerst merkt wàt het beteekent en hoe erg is het te missen. Als jij hier kwam zou je genieten: éérst van uit Europa wèg te zijn; dan van de goddelijke rust en het onafgebroken werken hier en na een maand of zes van het onvergelijkelijke voorrecht weer naar Europa te mogen terug keeren! <Drie plezieren in één klap.>
Laat ik maar weer niet in de oude klachten vervallen! Maar deze week ben ik huiszuchtiger dan ooit; ik verlang mateloos naar Holland, België, Frankrijk. En dat gevoel overheerscht volkomen de rede, welke mij alle voordelen van een verblijf alhier opsomt!
Groot Nederland van 1 Januarij is nog niet in mijn bezit. Er komt overhoofd zéér weinig post, na de heerlijke hoeveelheid, welke 23 januarij binnenviel. Dat is alweer zestien dagen gelden, zestien brieflooze dagen, zestien leege dagen. En dan te bedenken dat al wat tusschen 5 & 11 Januarij in Nederland gebust is op de bodem van de zee rust. Misschien wel een brief van Janij en van Esser, van wie ik inderdaad al heel lang niets hoorde. En wie weet of er geen kostelijke zondagsartikelen verdronken zijn. Ik heb na die van begin Dec. NIETS meer van je hooggewaardeerde hand ontvangen!! Ook niet je vergelijking tusschen Stevin en ondergeteekende. Je kunt je niet voorstellen hoezeer die slechte verbinding op mijn ziel werkt!! In den beginne kwam alles vlot en geregeld over en toen voelde ik mij lang niet zoo verlaten en verongelijkt als nu! De 34 kisten met boeken voor de HAUM, waar heel wat voor mij in zit, staan nu al van november af ergens op een kade te wachten! De Heemskerk is nog steeds niet uitgevaren. Het verbaast mij dat de Hollanders, die de naam hebben van onverschrokken zeevaarders te zijn, zich door de bedreigingen der moffen zoo laten afschrikken. Er is hier nu na ongeveer half-December géén Nederlandsche boot meer aangekomen!! Je kunt je dus begrijpen welk een straf genot de bezoeken van collega Nunes Vaz ons verstrekten!!! Kersversch uit Holland!!! Als ik hier nog lang moet blijven wordt ik een nationalist waar die van hier een punt aan kunnen zuigen wat fanatisme betreft!!!!!!!!!!!
8/2/'40
Gisterenavond hebben we tot voor mijn doen buitensporig laat, tot half één bij Van Wijk Louw geselst over litteraire koeien en kalveren. Zéér aangenaam en buiten-de-tijdsch! De ivoren toren is toch werkelijk een aangename woning en ik vind het verkeerd, dat er nog steeds op gesmaald wordt. Ik vind het nu eenmaal prettiger om over poezie te spreken, dan over het gehittel van de hittelaar. En ik vind tot nader order Simon boeiender dan Benito. Ik ben nu begonnen aan het Vie Privée de Napoléon van Octave Aubry en als ik dit uit heb zàl ik het Memorial van Las Cazes van A-Z doornemen. Het is ergerlijke lectuur; maar ik wil mij aan de hand van de stukken ervan overtuigen dat Napoléon geen haar beter was dan de machtswellustelingen van nu. Cabotin zeker in niet mindere mate dan Ben en Dolf, redeloos, leugenachtig, baatzuchtig in hooge mate, onberekenbaar, ontrouw, maar hij schrijft beter!
Van morgen plotseling een vereenzaamde brief met de gewone mail uit België van Elsschot meldende dat zijn nieuwe roman voor GN is. Daar ben ik natuurlijk zéér benieuwd naar! Denk je eens even in, dat ik tot op heden het boekje van Adriaan van der Veen nog niet heb!!!! En dan kun je je een voorstelling vormen van de verbindingen! Ik kan je niet zeggen hoezwaar de Fransche moralisten op mijn toch al verdofte ziel wegen. De vertaling is nu persklaar, de biografische notities zijn gauw gemaakt: maar de inleiding!!! Ik zwoeg en zweet erop. Ik neem me telkens weer heilig voor nooit meer een ‘bestelling’ aan te nemen!!! Daarbij is mijn bloeddruk weer eens belachelijk laag, hetgeen met een algeheele lusteloosheid gepaard gaat. Ten slotte hindert de zaak Aldewereld mij zeer; zoowel om de geldelijke nadeelen als om de onrechtvaardigheid. Ik heb dat geld van het weekblad, alles en alles bij elkaar een dikke zes mille, voor onze terugkeer naar Europa bestemd. Hij moet mij dit bedrag 1 maart contractueel aflossen. Ik ben benieuwd wat daarvan komt. Ik vrees het ergste.
Voor alle kwalen is er hier één heulsap: post!!! Geen dokters meer, maar brievenbestellers!!!
Met héél véél liefs voor Ant, steeds geheel je, JAN
Doe vooral de hartelijke groeten aan Wim en Mientje, als ook aan de heer Faber wanneer je hem spreekt.
In je laatste brief III van 8 Jan 40 - ontvangen 23 Jan. Meldt je mij de ontvangst van alle brieven van 1 tot en met 12 (v.12 dec)
Ik ga dus verder:
13 - 22 Dec '39 |
|
14 - 30 Dec '39 |
|
15 - 2 Jan '40 |
|
16 - 4 Jan |
met rapport Holl. Weekblad |
17 - 5 Jan |
briefkaart |
18 - 9 Jan |
|
19 - 10 Jan |
(briefk) |
20 - 11 Jan |
|
21 - 15 Jan |
(briefk) |
22 - 17 Jan |
|
23 - 23 Jan |
(briefk) |
24 - 24 Jan |
|
25 - 30 Jan |
(per Reijn) Nunes Vaz |
26 - 5 febr |
|
27 - 8 febr |
|
doorslag
Kaapstad, 6 Februarij '40
Beste Bob,
Ik moet je nog even lastig vallen met een toevoeging aan mijn brief van gisteren. In het Hollandsch Weekblad van 30 Dec '39, dus de dag voor dat de heer A. zijn ridicule vredestelegram, lees ik dat de letterkundige kroniek zal worden geschreven door S. Vestdijk. Ik vraag je:
a. Waarom heeft de heer A. begin Mei met mij een afspraak betreffende die rubriek gemaakt, mij een reeks artikelen laten schrijven, deze opgenomen en mij NOOIT één cent daarvoor uitbetaald. Dat er geen geld is, blijkt een leugen te zijn, want Simon verricht die werkzaamheden zeker NIET voor niets.
b. Waarom schrijft de heer A. mij in December '39 dat hij van mijn medewerking niet meer gediend is, zulks zonder eenige termijn van opzegging, onder het voorwendsel, dat er geen geld voor is??? Ik herhaal: S.V. doet het ook niet voor niets.
Hieruit blijkt dus dat A. niets anders doet dan liegen en draaien. Die hele finatieele klagerij is larie en dient alleen om mij eruit te werken. Dit wordt door de feiten bewezen.
We hebben dus dit verloop van zaken: Ik maak een bindende afspraak met A., ik lever geheel volgens afspraak en overeenkomst mijn kopij; maar A. houdt zich NIET aan de afspraak en betaalt reeds de eerste keer nl 1 juni '39 het afgesproken bedrag niet uit. Door voortgezet niet -betalen dwingt hij mijn medewerking stop te zetten. Dan beweert hij dat de stukken, die hij zes jaar lang hemelhoog geprezen heeft, plotseling niet goed genoeg zijn voor het Weekblad en gaat met anderen in zee: éérst met Van Vriesland, daarna met Vestdijk, die hij WEL betalen moet!!! S.V. weet natuurlijk NIETS van de zwijnderijen des heeren A. anders zou hij er niet over denken medewerken.
Ik overdrijf waarlijk niet wanneer ik dit infaam noem, vooral wanneer je (zooals jij) wéét wat ik voor A. gedaan heb: hard werken voor een hongerloon, zes jaar lang en hem nog helpen met mijn beetje geld wanneer hij in de knoei zit!!
Werkelijk voor de handelingen des heeren A. die alles wat je wil maar geen heer is, kan ik geen woorden vinden. Hoe denk jij over dat alles?
Met zeer veel liefs voor gade en kroost, als immer geheel je [onleesbaar] Jan
P.S. Wanneer er nu plotseling weer geld is, zou een fatsoenlijk man daarvan toch in de eerste plaats laten profiteren hen die slachtoffers geworden zijn van zijn geldgebrek in een afgesloten periode, om op die manier weer goed te maken wat hij misdeed.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum