Menno ter Braak
aan
J. Greshoff
Den Haag, 29 januari 1936
Den Haag, 28 Jan. '36
Beste Jan
Hierbij zend ik je het thans eindelijk krachtige en definitieve antwoord van zwagertje. Je ziet, dat hij zich verantwoordt op een manier, die waarschijnlijk ieders stoutste verwachtingen zou hebben overtroffen. Enfin, het is mij wel; ik weet nu precies, welk vleesch ik in de kuip heb en welk een storm van rancune over welke baantjes (n.b.!) onder dat stille masker woedt. En te bedenken dat deze persoon mij gesoebat heeft om bij zijn huwelijk te getuigen, dat hij mij verklaard heeft mijn ongunstige opinie over hem te zullen logenstraffen, dat hij, voor een paar dagen nog, jou gevraagd heeft een goed woordje voor hem te doen! (Maar misschien veracht hij jou nu ook al diep, omdat je in een nationaal-liberale krant schrijft!).
Je begrijpt, dat ik op dit gutsje modder niet meer antwoord. Mocht V.V. het hart hebben over mijn drempel te komen, dan smijt ik hem, zoowaar als ik leef en zoo afkeerig als ik ben van physieke manifestatie, vierkant de trappen af.
Het eenige, wat me nu nog interesseert aan het geval, is, hoe wij de relatie met Truida ‘ophelderen’. Zij schreef mij n.l. ook een briefje, weliswaar boos, maar niet in dezen modderstijl. Ik zou je in het belang van Truida willen vragen, om in geen geval aan V. te schrijven in een eerste opwelling (want ik vermoed, je vriendschappelijke solidariteit kennende, dat je eenigszins woedend zult zijn). Het zal moeilijk genoeg zijn om langs deze chantagepleger heen nog eenig contact te onderhouden met zijn echtgenoote. In hoever die dit briefje onderschrijft, weet ik niet.
Wat is dit nu: infantiel genoegen om papa te spugen, hoogmoedswaanzin van een voorloopig mislukt litterator, of beide?
hart.gr., onder ons en de Eddy's
je Menno
Ik kreeg gisteren Eddy's brief, zal spoedig antwoorden. Wil je het document Varangot, na het alleen aan Bep en Eddy (en Aty natuurlijk) te hebben laten lezen, weer aan mij terug zenden? En spreek er verder, in het belang van Truida, maar niet over. Het portret, dat nu binnenkort bij Stols verschijnen zal en waarop ik mij werkelijk zeer verheug, zal de rest wel doen...
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum