E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Bandoeng, 25 februari 1939
Bandoeng, 25 Febr. '39.
Beste Menno,
Hartelijk dank voor je kritiek op Mult. 2e pleidooi, dat ik een van je meest geslaagde stukken vind in dit soort! Ja, het Sprookje is nu eenmaal een specialistenboekje, daar valt niets aan te verhelpen. Dialoog I is misschien nog het meest ‘algemeen’. Maar weet je waar dit een aanwijzing voor is? Hoe de buitenstaander onze ‘algemeen’ -literaire dingen leest: die vindt hij net zoo specialisterig als jij dit boekje,- en ook met namen die hem niets zeggen, enz. Aan den anderen kant: hoe komt het dat ik een boekje van Mej. Van Herwerden over de eugenetiek geboeid lees? Is dat omdat ik a priori geïnteresseerd ben door het onderwerp en jij a priori afkeerig van den detective-roman? Want dat ik vervelender zou schrijven dan Mej. V.H. geloof ik toch niet. - Met-dat-al ik heb niets tegen je uitspraak aan te voeren, en je stuk over mij als ‘maniak’ vind ik bepaald verhelderend, ook voor mezelf.
Maar waarom word ik verder zoo vuil doodgezwegen?
De Muze van Jan Companjie is uit. Ik zond het je toe. Je kunt daar een echt sappig stukje over schrijven; maar dan over die heeren, niet over mij, want ik vervul hier zoowat de rol van De Groot, Leopold en Rijkens, vrees ik. (Nu ja, met ièts meer gevoel voor humor. Laat ons zeggen, van prof. G. Brom!) - Toch denk ik dat je 't boek smakelijk zult vinden, ook al omdat het
er zoo aardig uitziet. Wil je vooràl wat zeggen van dit 100% indische drukwerk van Nix, en van de alleraardigste teekeningen van ir. Thomas Nix, zoon van mijn drukker en om te zien een Alfoer maar in Holland opgevoed en fijn katholiek (aan zijn teekeningen zie je dat niet!). M.i. zijn deze plaatjes zoo aardig, dat ze in een fransche uitgave van het goede soort niet zouden hebben misstaan.
Werkelijke berichten heb ik niet, dan dat we tot eind Juli minstens blijven, want Bep zit in Juni weer eens in een eindexamencommissie, terwijl er nu sprake van is, mij een tentoonstelling van het indische boek te laten organiseeren voor de Jaarbeurs hier, waaraan ik dan wat verdien. Een brief met wat nieuwe kout stuur ik je wel als ik weer wat van jou gehoord heb; als 't zóó doorgaat ga ik te veel lijken op den brenger van een serenade voor een gesloten raam. Ik verzend dit nl. op 1 Maart en heb nòg geen brief zien opdagen.
Hartelijk gegroet 2 × 2, steeds je
E.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag