E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Batavia, [16 maart 1938]
Batavia, 15 Maart 's avonds.
(Op de bonnefooi nog gebust.)
(Neèn, dit is mislukt!)
Beste Menno,
Nauwelijks waren mijn 2 brieven de deur uit - je zult ze wel tegelijk ontvangen, gegeven het vertrek van de luchtmail - of er kwam nog een brief van je, ook over dit onderwerp. Allereerst: het beleid van Jan. Ik neem grif aan, dat Jan
Gr.Ned. uitnemend leidt en wensch hem alle succes toe. De schuld ligt wschl. aan mij: het heele geschipper van voorzichtigheid en geen plaats genoeg enz. ligt mij niet meer. Sterker, en zooals ik je schreef: mijn plezier is eraf. Laat ons dus afspreken dat we elkaar verder niets meer aandoen op dit gebied. Mocht ik toevallig een stuk hebben van ± 8 blzn, dat mij geschikt lijkt voor Gr.Ned., dan zál ik niet rancuneus doen en dat graag sturen naar Jan. Maar verder schrap ik dit tijdschrift van de lijst van ‘middelen’ die ik in mijn publicistenleven heb. De zuiverste manier, ook t.o.v. de vriendschap.
Als Jan mij nu gezegd had dat De M.v.L. hem zoo de pest aan Mult. deed krijgen. Maar neen, want dan had hij mij min of meer gelijk gegeven (ik schreef hem dat hij eig. niet voor M. voelde). Dùs zegt hij dat het mijn schuld is, dat het komt omdat ik zoo'n rotboek over M. geschreven heb. Enfin, dat briefje las je nu zelf. Achteraf heb ik er plezier om. En eigenlijk begin ik te gelooven dat het idiotie van mij is om op dit gebied iets van Jan te verwachten, want hij hoùdt niet echt van hersenwerk. (Ik ben ervan overtuigd dat hij bv. 50% op gezag aanneemt dat je essays zoo goed zijn, en dat hij hier en daar ook wel een paar blzn, als goed geschreven bewondert, maar houdt hij ervan? - als je alles goed bekijkt, voelt hij misschien meer voor Hampton Court, waar hij mij eens met geestdrift over interpelleerde terwijl ik in mijn herinnering vergeefs zoek naar iets dergelijks over een essay van je. En nu vergt De M.v.L. wel ànder hersenwerk, maar hij ‘mot’ dat evenmin). Welk boek had Mult. wèl nader bij Jan gebracht? Een boek waarin, meer autoritair en in grootere trekken naverteld, M. 100% als sympathiek werd voorgediend. Mijn ‘erudietenwerk’ geeft den lezer alle kansen zich een eigen idee over M. te vormen, tegen mijn commentaren in. Nu, en die kansen zijn bij Jan dan verkeerd uitgevallen. Anders gezegd: ik maak M. antipathiek voor mijn vriend Jan Greshoff, terwijl Dr. Noordenbos en Johan Koning roepen van dat ik hem meer dan ieder ander sympathiek weet te maken! Qu'y faire?
Erich Wichman lijkt op M., maar als een verregende dakgootkat op een tijger. Daarom dat ik E.W verfoei, in de mate waarin hij op M. lijkt - of probeert erop te lijken. Jan heeft dingen met M. gemeen, die jij zelf opsomt, en de lyriek óók, al uitte die lyriek zich bij M. alleen in het proza en al is de verzenmaker bij hem (vrijwel) zoek. Maar wat die verkooperij van portretten betreft, begrijp ik je niet. Verkoopt ook Jan zijn portret? In een ‘serie auteurs in briefkaarten’ of zoo? Bij M. kan je hier den tijd niet buiten laten. Groote auteurs verkochten toentertijd hun portret, - in Parijs kon je Renan, Leconte de Lisle, Hugo enz. krijgen in groot formaat, foto's van Nadar en zoo, - dus: toen was de beteekenis ervan toch anders. Vooral waar 't bij M. nog gecompliceerd werd door een fatsoenlijke manier van aan geld komen, ‘bedelen’ als 't zoo heeten moet.
Ik meen in mijn brochure tot het uiterste duidélijk gemaakt te hebben waarom M. en Holland twee zullen blijven. Zorg er ècht voor dat Jan 't niet leest! Want tegelijk is dit een - ik hoop geslaagde poging - om èn M. èn mezelf flink antipathiek te maken bij Jan Lubbes en Co. Zóó moet het zijn, terwille van... de waarheid. Of de hygiëne; of wat anders. - Met dat al, ik was ongelooflijk opgelucht, toen ik eindelijk deze nieuwe Multatuli-steen van me afgewenteld had! Het ms. is nu naar Q.; moge hij mijn condities aannemen! Doet hij dat niet, ja, dan moet ik hem vragen het ms. zoo lang naar jou te sturen, als zijnde de eenige haven die ik ervoor weet, in Holland, en moeten we probeeren een ander uitgever ervoor te vinden. Indië is tenslotte niet goed ervoor, gegeven de uitzonderlijke lafheid hier om dingen te drukken die door de regeering ‘verkeerd opgenomen’ zouden kunnen worden, of door Zentgraaff! (Deze man heeft een week geleden zoowat een boek over Atjeh gepubliceerd in 5000 exx.; gister was de oplaag uitverkocht! Een nieuwe, van 10.000, wordt nu aangekondigd. En dat vrijwel heelemaal in Indië alleen!) - Nog wat: men kan hier, vóór men het weet, een ‘bevolkingsgroep’ beleedigd hebben, en die van Lubbes is hier groot, angstig groot.
Boeh! het is op het oogenblik een hitte in Batavia, waar je geen idee van hebt. Al wat we tot op dusver gehad hebben, van December tot nu, was er zalig bij. Nu begint het pas! Wij slapen allerberoerdst en drinken den godganschen dag! Zoonet heb ik dezen brief onderbroken om me te laten pidjitten door een oude nèh, en Bep geniet daar ook zeer van. Met ons beiden worden we geknepen en geaaid voor ƒ 1. Dàt kennen jullie ook niet, en ook niet het genot van zuurzakmoes, een vlaatje zoo frisch en zalig, dat het (na in de ijskast te zijn gezet) alle ambrosia's tot modder maakt. Er is geen europeesche vrucht die ook maar bij benadering met deze zuurzak - geen elitenaam! - wedijveren kan.
De elite, ja; die komt nu ook nog. Als ik je brief lees, ben ik 't natuurlijk heelemaal met je eens. Maar dat komt, je doet 't dan voorkomen dat ik, om aan een elite te gelooven, niet voor gewone verstanden zou mogen schrijven, en vooral niet in begrijpelijke of gewone taal, maar meer à la Reinier van Genderen Stort. Als die heer voor jou de man is die aan elites gelooft, neen, dan ben ik het niet. Maar ik ben ook niet Hamburger-Herman, zooals jij zelf toegeeft. Wat ben ik dan? En wat zijn de lieden die zijn zooals ik, dan ook? - Hier zal je wel een mooi antwoord op weten; en hoe dan ook, het puzzelt mij zelf dat ik het met je heele boek eens kan zijn, behalve op dit punt. Hoewel ik dus niet zie waarom of waar, wordt mij uit dit verschijnsel duidelijk dat ik je, zoodra ik op dit punt kom, je met geborneerdheid lees. Dat kan natuurlijk heel goed. Wij praten dus langs elkaar heen, dat is de eerste conclusie die ik hieruit, en uit andere ‘verschijnselen’ trek, maar hoe precies, daarin moet ik maar berusten dat dàt me niet duidelijk zal worden; en per correspondentie lukt het zeker niet. Dus òf tot een gesprek - maar we hàdden er al gesprekken over! - òf tot een volgend boek van je, dat mij dit duidelijk maakt. Zoowel in Politicus als in de Christenen ben ik op dit punt gestruikeld.
Het is jammer dat Luther er nog niet is. Morgen misschien?
Ik zal Jan eerstdaags een verhaal vertellen over de ‘kloek van het Archief’. Kondig het hem maar vast aan; anders broedt hij misschien dagen op dat laatste antwoord van me. Als ik een goede bui heb, kan dat verhaal wel aardig worden, maar het is
vrij lang. Laat hij jou dien brief dan doorzenden; dààr is geen gevaar bij.
Dat geval van dien ‘Deen van Bep’ is geregeld. Gr.Ned. kan het plaatsen, mits onopvallend en met initialen eronder. Ook daarover schreef ik in mijn laatsten brief aan Jan.
Nu ga ik een bad nemen, het is 4 uur. 's Middags met zoo'n hitte als nu een douche nemen - vooral met zoo'n zachte schuine douche als we hier in huis hebben (allemaal achtergelaten door dien resident zonder kin maar met baard, die hier geboeleerd heeft met een dikke dame, tot zijn vrouw hem naar Europa ontbood!) - is ook iets van den hemel vinden die je alleen vindt als je eerst door de hel bent gegaan. Het is zooiets heerlijks, dat de adem je uit het lijf wordt gezogen, en dat je, geloof ik, bezwijmen zou van de heerlijkheid, als je bleef staan.
Volgende keer jij wat over Den Haag. In godsnaam geen literaire akkefietjes meer behandelen, en geen woord ook meer over ‘Mul’ tot òf het boek onder je oogen komt, òf het tòch door Q. geweigerde ms. Daarom dit nog als laatste opmerking: ik denk ook wel dat ik weleens ruzie met hem zou hebben gekregen, maar niet ‘echt’. Uit zijn verhouding tot Sikko Roorda van Eysinga (lees dien bundel, al was 't ter bestudeering naast Potgieter-Huet of Marx-Engels of een dergelijk duo) blijkt dat hij héél best zich het eerst verzoenen kon. Sikko heeft hem soms goed uitgekafferd. Après tout: hij was niet lastiger dan Slauerhoff, en had er heel wat hartelijkers en boeienders (als prater) en charmanters tegenover te stellen. Denk aan al de vrienden die zich tot het laatste toe niet met hem hebben gebrouilleerd, en die toch niet allemaal slaven waren: Vosmaer, Funke, Roorda v.E., Zürcher enz. En met Van Lennep èn met Huet was hij de sympathiekste van de twee, zooals ik in mijn ‘brochure’ meen bewezen te hebben (met vreeselijke schoolmeesterij en erudieterigheid!) Zijn ‘figuur’ staat ook niet los van ‘Dek’. - Tot slot dit: ik heb elitepretenties, en jij mag ze kul vinden. Ik heb de pretentie dat jij, Henny, Jan, ik, Malraux, Chiaro enz. een elite zijn, - en hier in Indië, in 't aangezicht van de Zentgraven, de planters en 90% van de ambtenaren die ik zag en zie, krijg je dat gevoel er nog minder uit dan in Holland in 't aangezicht van
de Hamburgers de (Jode) Mannen, en de Dekkers zonder Douwes ervoor. D.D. hier is een politicus, maar... een elitemensch.
Misschien de eenige die ik in Indië zoo noemen zou, ‘objectief’ gezien. Subjectief zou ik ook Adé Tissing erbij rekenen en zekeren controleur B.B. Abraham Jansen (dit is niet de Jansen die ik mijn Van Crevel noemde). Maar soedah, soedah, soedah! - Een hand van je
E.
P.S. Als je den brief v. Jan met het standje over De M.v.L. nog niet verscheurd hebt, stuur mij die dan terug. Het is toch eigenlijk te leuk om weg te doen.
16 Maart.
B.M.
Doordat de djongos gisteravond uit bleek te zijn, is deze brief niet kunnen gaan. Jan heb ik nu geschreven, een ellenlange farce van kantoor uit. Vanmiddag bracht de post ook mij het pak gedichten van Slauerhoff. Er is veel eersterangswerk bij, hoopen curiosa, ook wel prullen die weg moeten, althans kunnen, zonder schade, integendeel. Maar als alles gedrukt wordt, dan ook alles. Dus ook dat fraaie sonnet tegen mij, dat hij altijd delicaat of laf genoeg was om weg te houden, dat ik nu dus voor 't eerst zie en dat me verplaatste in het moment toen ik bij jou dien volmaakten prollenbrief las, waarop ik hem toen vaarwel heb gezegd. Nu krijg je de primeur van het tegensonnet dat ik niet anders kòn dan vervaardigen, en dat ik aan zijn schim opdraag en dat ik aan zijn asch of zijn gebeente zou willen voorlezen, gesteld dat ik erbij kon. Dit is dus een vriend, aan wien je alles verteld hebt en die je alles (al is 't op zijn halfware manier) vertelde; op 't moment dat hij kwaad is, weet hij niets meer van je dan hoelang je op de W.C. zat! Wat weet hij van de bleekheid van mijn billen? die niet breed zijn, zooals 't trijp van Murat niet rood is en geen trijp: ik liet ze hem nooit zien, noch in vriendschap noch in strijd! Ik vind dit sonnet weer 100% patserig, en zie al het vee dat het ‘gebruiken’ kan. En 't is ook heelemaal van denzelfden conquistador, die zich nooit wou laten interviewen, tot hij over Forum klikken moest.
Ik stuur een afschrift van dit sonnet aan de HH. van de Slauerhoff-commissie en, altijd voor de volledigheid, ik ben vóór plaatsing van dit en de andere schimpsonnetten. Ik doe er ook nog een limerick bij tegen Arthur v.S., dat ik vroeger wist weg te houden. Compleet of niet; en voor de compleetheid moet deze kant van S. ook maar vertoond worden, wat beter is dan om die viezigheid mysterieus te houden, alsof 't vreeselijke wapens waren. Het stuit mij ook tegen de borst dat de Commissie wèl Schotman en Boeken zou laten uitmoeren en mij niet. - Mijn antwoord wordt dan wel gedrukt na mijn dood; ik zal 't erbij zeggen. -
Hoewel ook jij physiek niet smettloos was,
't Valt me niet mee dit soort repliek te vinden.
N'est pas rasprol qui veut. En iets van ras
verhulde mij de stoelgang van mijn vrinden.
Een scheepsdokter tot zeeheld op te winden,
Kwam in mijn zelfbehagen nooit van pas.
'k Loog minder, grazend minder pampagras.
En dat gaat saam: we moesten 't ondervinden.
We waren dik en dun in vriendschap ook, en
't Dikst op papier deed jij: steeds frisch ontloken
Conquistador, Chinees en Renegaat.
Je prollenwrok heeft aan dit beeld ontbroken
Tot nu, ontlokt door mij. Laat dankbaar spoken
Je dùnste kant van papieren piraat!
Dit gaat als hors d'oeuvre. Nogmaals je
E.
Die haat van Slau opeens tegen Parijs, is kift tegen Malraux. Dàt ontgaat den knapsten lezer.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag