E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Batavia, 31 december 1937
Batavia, 31 Dec. '37.
Beste Menno,
Het is tijd jou en Ant ‘alles goeds’ te wenschen met '38 - als ik het nog niet deed! We zitten nog steeds in dit veel te dure Park-Hotel, waar ‘stand’ en kamers uiterst geschikt zijn, maar het eten abominabel. Ik doe niets vóór ik weet wat de N.R.C. beslist heeft: mijn heele lot hangt er om zoo te zeggen van af! Indië of Europa? Schrijf me vooral dadelijk zoodra je zeker weet dat het ja of neen is.
Ik had je nog willen schrijven dat je - àls ze me namen - na overleg met Swart mij alvast had kunnen opdragen artikelen te schrijven over boeken die je me had kunnen opgeven (mits ruim een maand oud en dus in Indië verkrijgbaar). Als je me een stuk of wat titels had opgegeven, had ik, gedurende de reis zelfs, wat dàt gedeelte betreft al ‘in functie’ kunnen treden. Maar natuurlijk heb je zelf aan zulke dingen gedacht, of zijn ze in je gesprek met Swart vanzelf ‘naar voren gekomen’, dus het verzuim lijkt me niet erg.
Nu over 3 dagen dus - tenzij Juliana bevalt - kom ik mijn eerste schooltijd herhalen op 't archief. Het zal toch wel een rare gewaarwording zijn, maar ik moet zeggen: die Archivaris, Verhoeven, is tot dusver tegenover mij alleraardigst. Hij geniet zeer van De Man v. Lebak - iedereen hier vindt het boek voortreffelijk, tot zij toe ‘die er niets van verwacht hadden’, terwijl iedereen Saks stomvervelend vindt en zucht dat hij ‘niet schrijven kan’! - en zijn vrouw en hij betwisten elkaar het boek, omdat het zoo boeiend is. Hij heeft mij al voorgesteld een studie over de soos in Indië, die hij zich al lang voorgenomen had te maken, in collaboratie met hem te schrijven; kortom, hij verwacht veel van mij, niet zoozeer als daggelder als als du Perron, wat natuurlijk erg prettig is. Ik heb hem natuurlijk ronduit gezegd dat ik gesolliciteerd heb naar de N.R.C., en hij kon zich dat zeer goed voorstellen, hoopte het voor me, heeft nogmaals verzekerd dat ik weg kon wanneer ik maar wou, zonder eenige ‘moreele verplichting’ zelfs, - dus alles best.
Ik ga natuurlijk braaf aan mijn archiefplichten, maar als je me oproept zal ik tòch wel blij zijn! (Of ik daarin gelijk hebben zal?)
Nu iets praktisch van geringer orde. Zou je een ex. Man v. Leb. kunnen zenden aan Gino voor Annie Pohl, nu mevrouw Chiaromonte? Vraag Q. desnoods een ingen. ex. voor mijn rekening, als je geen ‘waarloos ex.’ ergens weet te liggen. Gino zelf moet maar een ex. aan Q. zelf vragen. Alle ex. waar ik over beschikte zijn ‘op’. Als ik naar Euroop kom, is dit niet noodig, dan zorg ik er zelf wel voor. Maar ik kreeg net een brief van Annie, waarin ze het boek vroeg, dus als je er haast mee kunt maken, zou dat erg aardig zijn. Haar adres (en dat van Chiaro) weet ik niet; deze brief is uit Ascona, maar zij is nu weer in Parijs. Maar Gino weet het natuurlijk. Zijn adres is: 6 Square Henry Paté, Paris (16e), maar dat weet jij natuurlijk! Tot zoover voor vandaag. Ik schrijf beroerd, ben zeer ‘opgehangen’.
Steeds je
E.
P.S. Als ik niet naar Holland terugga, schrijf ik je binnenkort- maar niet direct wschl. - over 't werk hier, over Batavia en andere zaken. Ik zend je ook een bespr. in briefvorm van de M.v.Leb. door Samkalden. Doorzenden aan Greshoff!
Ik had dit al dicht toen een brief van Jan kwam dat vmdl. V. ‘het’ wordt. Ik dacht dat hij niet meegedaan had? Hoe het zij, ik verzend dit briefje alleen nog maar pour acquit de conscience: misschien schreef je me al? In ieder geval graag zoo gauw mogelijk zekerheid.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag