Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Den Haag, 12 oktober 1937
Den Haag, 12 Oct. '37
Beste Eddy
Hartelijk dank voor je beide brieven, die me ontzaglijk veel pleizier gedaan hebben. Ik geloof heusch, dat die storm zuiverend heeft gewerkt, want deze brieven zijn zoo levend, als stond je in vleeschelijken lijve voor me. Ik heb helaas weinig tijd om zoo goed te antwoorden, zijnde het verdoemde tooneelseizoen weer in volle werking en ergo iedere avond van deze week met de noodige kul van Molnàr tot Annie van Ees bezet. Ik had gelukkig een rustigen zomer, met alle gelegenheid om wat op adem te komen. Voor een paar dagen maakte ik een ‘schets’ van den roman, die in mijn hoofd gaargestoofd wordt. Ik heb het gevoel, dat ik, als ik eenmaal begin, nu een beteren roman zal kunnen schrijven dan vroeger; maar ik begin er voorloopig nog niet aan, ik zit in de ‘windstilte’ en tracht feiten te vangen. En dan spookt Luther me door hetzelfde hoofd. Ik ben het volmaakt met je eens, dat hij, in welken zin ook, geen elitemensch is, maar daarom boeit mij juist de omstandigheid, dat deze rauwe Saksische ploert in de legende de ouverture van den ‘nieuwen tijd’ blaast! Ieder denker uit dien tijd (Erasmus, Melanchton) is edeler dan Luther; maar deze kloofde met het bijltje, en werd dus ‘Religionsstifter’. Zijn Tischreden zijn werkelijk onthullend, en zeer boeiend, in het soort.
Hoewel ik dus Luther in geenendeele als elitemensch kan beschouwen, ben ik door jouw uitlatingen over de elite nog niet verder dan ik was. Ik geloof, dat ons debat van zuiver verbalen aard wordt; want dat jij en ik bepaalde menschen als elitemenschen zien en zelfs bij die menschen zweren, heeft niets te maken
met de vraag, of die elite niet een stuk romantiek is, en qua talis even inspireerend als dom (onze domheid dus). Jij beweert, dat ik op dit punt dogmatisch ben geworden; ik beweer precies hetzelfde van jou. Jij neemt je eigen subjectieve overtuiging van uitverkorenheid zoo ‘objectief’, dat je hier de kans loopt van de elite een leer te maken, in plaats van eenvoudigweg in de practijk volgens de maatstaven van je elite-voorkeur te handelen. Dat de diamant zeldzamer is dan ‘dat andere’, geloof ik graag; maar met die zeldzaamheid motiveert ook Mussolini zijn elite-rol, want hij kan ook met eenig recht constateeren, dat volgepompte kokadorussen van zijn slag zelden voorkomen. Iedere elite motiveert zich door de zeldzaamheid, niet alleen de elite, waar jij het over hebt. Ik geef er dus de voorkeur aan die elite niet te verabsoluteeren, maar voor de menschen, die wij als elite beschouwen, andere criteria te zoeken (honnêteté, karakter, menschelijke waardigheid). Waarom zou dat dogmatisch zijn?? Met het woord ‘elite’ duid je een soort maatschappelijke uitgelezenheid aan, en daartoe voel ik mijn elitemenschen absoluut niet geroepen! De vraag is dus, hoe onze elite een werkelijke elite zou kunnen zijn, onder welke omstandigheden. Voorloopig is mijn antwoord: door het ressentiment als ressentiment te doorzien en als ressentiment te behandelen. Wat is, alweer, daaraan het dogmatische? En ben ik, aldus redeneerend, anti-elite?
De Balineesche cadeaux heb ik gedistribueerd. Ik schreef je er niet over, omdat ik in die polemische atmosfeer geen lust had over dingen te schrijven, die me op een gegeven oogenblik ‘anachronismen der vriendschap’ leken; zij het dan ten onrechte, zeg ik er nu achteraf bij. Ik ben met de gekleurde teekening zeer in mijn schik. De Balineesche meneer Visser vond ik ook bij uitstek suggestief.
Voor professor en 20ste eeuwsche Huet solliciteer ik niet. Liever blijf ik maar journalist, d.w.z. in het oog der faculteiten journaille en rapaille. Ga mij nu niet met Huet identificeeren, omdat je jezelf met Multatuli identificeert! Ik pas! Jan Greshoff zou dan de rol van Potgieter moeten spelen, en daarvoor is hij heusch te aardig.
Fred Batten liet me proeven van je boek zien. Zeer benieuwd! Hij schijnt een opstel over Het Land van Herkomst te hebben geschreven in de N. Gids. Zonderlinge ambitie.
Tot nader. Voor Bep het beste met haar gezondheid!
Hart. gr. van je
Menno
N.B.
Je doet voortdurend, alsof ik die elite-ideeën van de ‘poepsoort’ in bescherming neem! Wat is dat voor kul? En waar haal je die interpretatie vandaan?? Omdat ik jouw (mijn) elitegevoel niet wil verabsoluteeren, behoef ik toch niet samen te zweren met Feicko Tissing?
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag