Menno ter Braak
aan
E. du Perron
24 september 1936
24 Sept. 1936
Beste Eddy
In haast dit getypte briefje, want mijn vulpen ligt op de krant. Er kwam een wolk van krantenwerk opzetten na jullie vertrek, zoodat ik niet tot schrijven kwam. De weinige tijd, die ik overhield, gebruikte ik om aan mijn boek te werken, en dan had ik daarna weer alleen lust om geen pen te voeren. Ik wil dat boek perse in October afhebben, want het laatste hoofdstuk, waaraan ik nu begonnen ben, ligt in groote lijnen klaar in mijn hoofd; de behoefte om er geheel af te zijn, wordt met den
dag sterker. Ik ben nu over de 200 pagina's (schrift), dus het wordt een dik boek. Als ik een week vacantie had, zou ik stellig zoo goed als klaar zijn, maar die eeuwige onderbrekingen met Roest Crollii en zulke heeren, die dan tòch weer onvermijdelijk een deel van je belangstelling opeischen, zijn fnuikend. Twee dagen in de week kunnen schrijven b.v. (wat deze dagen mijn maximum was) vereischt ook iedere dag van die twee weer acclimatiseeren! Het goede ervan is, dat je eenvoudig de kans niet krijgt om te schrijven als je er nog niet klaar voor bent, maar dat is een zeer schrale troost. Ik las nu voor mijn a.s. Zondagsartikel Martha de Bruin van Aug. v. Groeningen; typisch naturalisme, maar zeker veel intelligenter dan b.v. Joh. de Meester, al blijft het naturalisme een stom vervelend aanwensel. Ken je het boek?
Wij maken ons dus in principe op om 8 of 9 Oct. voor het afscheid naar Parijs te komen. Ik hoop, dat het lukt, en dat niet een of andere Melsert met een ‘hoogst belangrijke tooneelgebeurtenis’ tusschenbeide komt! In ieder geval zal ik het uiterste probeeren, en desnoods bij Schilt over de duizenden kilometers, die ons voortaan zullen scheiden, gaan klagen. Wanneer gaan jullie naar Brussel?
Inderdaad kwam je aanvullende zin voor het interview in Zutfen aan! Maar het gedeelte over den Indischen roman leek me bij overlezen in den ouden vorm uitstekend; het zou door de toevoeging minder uit de hoogte en voor de krant daarom minder doeltreffend zijn geworden. Overigens heb ik over dat interview verschillende blijken van instemming gekregen; het heeft klaarblijkelijk de aandacht getrokken, en het was ook bepaald een aardig stuk, afgezien van de Wachtje-kul, die tenslotte toch van Melserts techniek is gegapt!
Je dank voor gastvrijheid kwam dus ook over! Maar dat was bij voorbaat in orde. Het was prettig je te logeeren te hebben. Dat je Maurits ditmaal niet door kon krijgen, begrijp ik wel. Toch is Ups en Downs een erg aardig boek, en wat mij bij dezen man altijd weer treft als iets sympathieks, is de afwezigheid van het hollandsche herkauwen. De zelfmoord van Geber (ik weet
niet, of je zoo ver kwam) is trouwens heel sterk, vind ik. Een aansteller als Crollius moest eerst den heelen Maurits maar eens lezen. Het negeeren van Truida was een goede daad; maar ik vind, dat zulks allemaal wat laat komt. Door principieeler op te treden en in die richting invloed uit te oefenen op V., had zij de vervelende nonsenskant van deze zaak kunnen reduceeren tot heel weinig. Voor een principieele houding, die nu niet anders meer kan uitvallen dan als de steun van de echtgenoote aan den echtgenoot, is de tijd vrijwel voorbij. Daarbij in aanmerking genomen, dat de man zelf van het feit, dat ik hem een fluim vind en anderen met mij, niet den geringsten hinder schijnt te ondervinden. Anders zou hij toch wel eens een loyalen stap doen! Gesteld, ik had een verschil van meening met laat ons zeggen mijn hegelschen leermeester Van der Brugh, dien ik altijd hoog aangeslagen heb en nog hoog aansla als mensch: dan zou ik toch alle mogelijke moeite doen, om alleen op grond van de vroegere relatie van mijn kant klaarheid te scheppen; maar mijn ‘leerling’ V. (hij beweert mij erg bewonderd te hebben, godbetert) schijnt van zulke sentimenten gespeend. Basta.
Waakzaamheid is nog steeds bezig geld te krijgen. Het schijnt te lukken ook. Mussert wint, naar beweerd wordt, dagelijks aan invloed. Indië, hoorde ik gisteren, moet voor de helft N.S.B. zijn. Of het allemaal waar is, weet ik niet. Niemand weet het, maar de stembus van het volgend jaar is ditmaal eens niet een sinecure.
Tot nader! Veel hartelijks voor jullie beiden, ook van Ant, de hand van je
Menno
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag