Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Den Haag, [9 maart 1936]
den Haag, Maandag
Beste Eddy,
Laat ik me eerst over het baantje ‘uitspreken’. De candidatuur Claartje is vervallen, omdat De Lang perse geen vrouw wil hebben (angst voor de rust op kantoor etc.). Maar naar rijp beraad met Hein heb ik toch besloten (en hij raadt het je nog sterker af, zijnde deskundige) om je te adviseeren geen moeite te doen voor deze vacature. Je bent toch niet van plan in de journalistiek te blijven; het salaris, dat nog niet is vastgesteld, zal zeker niet boven de f 100 zijn, naar ik uit betrouwbare bron hoor; je zoudt dus allerlei soesah aan je hoofd gaan halen, naar Nederland verhuizen etc. etc. alleen om hoogstens hetzelfde of tien gulden meer te verdienen dan jullie nu met het correspondentschap verdient, (en dat geld is heel wat gauwer verdiend
dan dat van ‘het baantje’!). Daarbij komt, dat de nieuwe man door De Lang, zooals je zelf al vermoedt, zooveel mogelijk zal worden geëxploiteerd. Je zoudt er je humeur bij verliezen en ik vraag me af waarom dat noodig is. Er zal zich op den duur wel iets geschikters voordoen, en financieel aan den grond zit je nu niet. Dus: blijft de ‘moreele rust’. Maar ik kan me niet voorstellen, dat moreele rust te koopen voor hoogstens honderd gulden in de maand en een onvrij, vervelend bedrijf, dat beneden je niveau ligt. Wat mij voor jou het ergst lijkt, is dat het koeliewerk is, van den geest. Misschien lijkt dat op een afstand nog de beste vorm van journalistiek, maar ik verzeker je, dat ik het na de drie weken, die ik voor Hein inval, verre van leuk vind. Iedere boekhandelaar kan het ook, en zijn bedienden doen het precies even goed, na ‘inwerking’.
Ik geef dit advies met te meer overtuiging, omdat je reactie toch al verre van enthousiast was. Er is bij een betrekking als deze ook vrijwel geen garantie tegen exploitatie, en je zou dus een journalist uit ambitie moeten zijn (die er genoeg zijn), om dat prettig en zelfs vereerend te vinden. Natuurlijk ben je overdag vrij in den tijd, dat je nachtdienst doet, maar avondwerk is altijd mogelijk, en dat lijkt me toch wel erg beroerd, als je gewend bent tijd voor je zelf te hebben. Dan nog maar liever ruzie met ‘Cor’, die vandaag voor mij wel weer zal komen, want ik heb gisteren zijn Napoléon Unique zonder eenige conditie afgekraakt. Raynal is een talentlooze idioot, maar als je diens plebejer Napoleon nog gespeeld ziet door Cor in eigen persoon wordt het daverend belachelijk. En ‘Annie’ als Joséphine, om je te bedoen! In den stijl van ‘Amalia, bemint gij den graaf’. Maar ‘Cor’ had veel geld uitgegeven voor deze ‘groote’ première, en nu zal hij wel tandknarsen en huilen: ‘U maakt mijn zaak kapot, mijnheer ter Braak!’
Hartelijk dank voor alle boeken! Ja, Daum las ik met veel pleizier. Het is juist het aantrekkelijke van dit soort werk, dat het slordig is; daaruit blijkt 's mans talent! Wie flodderen moet, vanwege den tijd of het geld en dan dit nog schrijven kan, heeft iets, waarnaar Vincent Haman v. Deyssel fluiten kan. Vooral
met dien relativistische Mossaarts heb ik me uitstekend geamuseerd; een soort Indische Varangot, lijkt me.
Zooeven Groot-Ned. gelezen. Je Blocnotes zijn heel goed ditmaal. Vooral dat over de anti semieten is treffend, en de anecdote over: ‘een boek heeft ie al’ heeft ons gisteren tot benauwens toe laten lachen. Deze stijl ligt je goed, bij wijze van intermezzo; het is inderdaad een manier om met voorbijgaan, tijdelijk, van een verplichtenden vorm, toch een uitlaatklep te hebben. De verzen van Jan zijn sympathiek en ook zeker de moeite waard, maar toch vind ik, dat hij hier een beetje herhaalt. Lees verder de magistrale boekbesprekingen van zwager Varangot.
Er staat in het Nietzsche-boekje een foto van ‘Nietzsche fou’ en zijn moeder, waarbij ik een brok in den keel krijg, omdat ik de situatie van die moeder en dien zoon ontroerender vind dan welke poësie pure ook. En er is iets in van de machtige rechtvaardigheid van Dionysos. Stel je voor, dat dit leven had moeten uitgaan in seniliteit! Ik begrijp de vakphilosophen niet, die deze krankzinnigheid nog als een argument tegen N. durven uitspelen. Het gaat mij veeleer zoo, dat ik haast aan een voorzienigheid zou gelooven, die het hier zoo heeft laten loopen. (maar dat is een zwakte van mij!)
Het gevalletje uit De Standaard (het blad van Colijn d.w.z. van zijn fractie, de anti-revolutionnairen; vroeger was Kuyper daar de groote man in.) teekent de politieke gristenen. Ik vind het aardig van je, dat je er even op reageerde (Ant werd er ook spontaan woedend over), maar ik krijg tegenover te veel van die verdachtmakingen onder oogen om er speciaal tegen te gaan protesteeren. Sedert ik begonnen ben zoo nu en dan eens te laten merken, dat ik het marxisme in den strijd tegen het fascisme niet zoo stom vind als het christendom en aanverwante takken van sport, ben ik communist. Donderdag heb ik die beloofde spreekbeurt van de antifascistische studenten vervuld; ik zal je het verslag ervan toezenden. Stampvol, en zeer levendige discussie, maar geen N.S.B.-er, die het woord heeft genomen! Uit de gesprekken in de pauze is mij wel gebleken, dat jij en ik momenteel in deze kringen ‘brandpunten’ zijn. ‘Huizinga lezen
wij niet’, zei een van die heeren, ‘du Perron en ter Braak zijn bij ons de problematische menschen’. Hoewel ik geen chantage met de jeugd wil plegen, geloof ik toch, dat wij althans de manier van denken bij de nog-niet-verkalkten sterk beïnvloeden, wees dus niet al te zwartgallig, omdat ze Tinan niet kennen en misschien ook niet apprecieeren. Ik wensch eenvoudig niet meer te denken, ook niet als ik in de krant schrijf, aan de oude wijven van Borel en Ina Bakker, en evenmin aan het nieuwe heldendom à la Kuyle.
Wat Walch betreft: hij is de kwaadste niet, hij is antifascist en anti-Duitsch, maar hij is een mannetje van den derden rang. Samengekramd met de Haagsche leutigheid. Benieuwd, wat Bep werkelijk van zijn rede gevonden heeft.
Tot nader, hart. gr. 2 × 2 en een hand
van je
Menno
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag