Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Den Haag, 4 maart 1936
den Haag, 4 Maart '36
Beste Eddy,
Ook ik zit momenteel ver van de Nederlandsche letterkunde (afgezien van het onvermijdelijke Vaderland), n.l. in de tijd van de eerste Christenen; een en ander komt bij mijn dialoog te pas, afrekening met het Christendom. Ik heb er o.a. ook jouw gesprek met Malraux over ‘le sens du monde’ bij te pas gebracht en Paulus een ‘emmerdeur’ genoemd. Maar nu moet ik weer afbreken, want het Zondagsartikel dwingt om bevalling. (Overigens las ik hiervoor met belangstelling Kaïn en Abel van Ritter, dat niet slecht is, tot mijn groote verbazing, en onthullend voor de objectiviteit van den man zelf, hij demasqueert zich hier vrijwel).
Dank voor boekjes en portretten; ik ben voor die dingen kinderlijk dankbaar. Op dit gebied ben ik even naïef als Hein Pannekoek, zij het dan ook anders ‘gericht’. Er staat een heel sympathiek portret van Overbeck in het boekje Nietzsche van Geneviève Blanquis (Rieder, serie Maîtres des Litteratures), dat wat den tekst betreft absoluut onbeduidend is, maar vrijwel alle bekende fotomateriaal over N. bevat. Ik laat het je door Henri Mayer zenden, dus koop het niet. Binnenkort kan ik je ook den nieuwen Vincent Haman met mijn inleiding sturen en het boek van Conrad Merz (alias Kurt Lehmann), Ein Mensch fällt aus Deutschland, dat ik bij Querido Verlag introduceerde en na veel botheid uitgegeven kreeg. Beide verschijnen deze maand; wacht dus tot je ze van mij ontvangt, want ik stel er absoluut prijs op ze je beide te geven.
En nu naar aanleiding van wat je over een baantje schrijft. Er vaceert tegen 1 April bij de krant inderdaad een baantje, n.l. dat van Oosterbeek, die in de plaats komt voor een ouden heer met pensioen. Voor jij schreef, hadden Hein en ik daarvoor Klaartje Bloem aanbevolen, aangezien Jacques met den dag meer aan de verzopen kant raakt en zich van zijn komend failliet zelf niets meer schijnt aan te trekken. Nu blijkt echter, dat Schilt voor deze betrekking geen vrouw wil hebben, omdat er in de zomer 3 weken nachtdienst (ter vervanging van den zittenden nachtredacteur met vacantie) aan verbonden is. Hoogstwaarschijnlijk vervalt dus deze candidatuur vanzelf. Ik kan dus moeite voor
jou doen, maar ik zeg je van te voren, dat je het niet anders dan als ‘springplank’ kunt beschouwen. Wat Oosterbeek nu aan salaris krijgt, zal zijn opvolger zeker niet krijgen, want er wordt links en rechts bezuinigd; je zou er dan ook niet over moeten denken, wanneer je niet het plan hebt hiermee een soort ‘inwijding’ in het ‘vak’ te krijgen. Het werk is bureauwerk van 9½-4½; berichten doorgeven, weekbladen en tijdschriften behandelen, revisies afdoen etc.; soms 's avonds naar lezingen of aanverwante dingen, maar dit is alleen in den winter wel eens druk. Je ziet dus, dat het allemaal verre van fraai is, en eigenlijk heb ik het gevoel, dat ik het je niet mag aanraden; ik kan me niet voorstellen, dat je den heelen dag op een bureau wilt zitten (zij het dan ook in dezelfde kamer als Hein, en met dagelijksche bezoeken van mij). Maar nu je erover schrijft, voel ik me niet verantwoord, als ik je niet in kennis stel van de mogelijkheid. Schrijf mij dus omgaand, of ik bij Schilt werk van een en ander zal maken. Ik kan van te voren niets met zekerheid zeggen over de reactie (want ook De Lang heeft een stem in het kapittel), maar ik begin er liever nog niet aan, eer ik weet, of je er überhaupt over denkt. Een zeer groot bezwaar lijkt me, dat je van het salaris zeker niet drie menschen kunt onderhouden. En overweeg vooral, dat je, zoolang als je daar zit (d.w.z. van half tien tot half vijf), aan automatenwerk bent gebonden, niet overmatig vervelend, maar verre van boeiend. Het eenige voordeel is daartegenover, dat het geen ‘persoonlijke’ journalistiek is, met alle rotzooi en risico van dien.
Deze maand (dus 15 Maart) leg ik, als het eenigszins kan, weer eenig geld weg voor Chiaromonte. Deze keer ging het niet; ik moet steeds maar schuld betalen, en heb door een blijkbaar ‘te hooge levensstandaard’ (huis etc.) te ‘zware lasten’, zoodat ik al maanden voor eigen gebruik niets overhoud, practisch, wanneer ik mijn rekeningen betaald heb.
Vestdijk was laatst even hier. Hij heeft met zijn juffrouw een villa (!) in Bilthoven gehuurd (in de Bachlaan nog wel), en zal in den zomer dus in een boschrijke omgeving resideeren. Ik heb geschikt met hem gepraat, maar voortdurend met het gevoel,
dat hij eigenlijk niet meer bestaat. Hij is een litterator, zij het dan ook van de interessantste soort, en ik ben het nu eenmaal perse niet. Van Marsman hoor ik af en toe iets, maar ik vind hem altijd weer even aardig en menschelijk, bij een zeldzame confrontatie.
Van Gerda ontving ik laatst een zeer onverwacht bericht, inhoudend n.l., dat zij het boek... nog niet gelezen had, maar eerst uitgeleend aan dien aussenpolitisch tätigen zwager! Ik heb nu een stil vermoeden, dat zij het boek wel nooit meer in handen zal krijgen.
Verder is Romein bezig een tijdschrift op te richten, dat in Nederland zal verschijnen, maar alleen artikelen in het Fransch, Duitsch en Engelsch zal bevatten. Het moet geen litterair tijdschrift worden natuurlijk, maar een algemeen cultureel, dat uitgaat van de gedachte, dat Nederland momenteel nog in staat is onafhankelijke cultuur te vertegenwoordigen. Romein vroeg mij, of ik tot de redactie zou willen toetreden, en ik heb hem geschreven, dat ik er in beginsel wel voor voelde. Ik zal binnenkort eens poolshoogte gaan nemen. Misschien zit er een mogelijkheid in om de Jan Lubbes-zelfgenoegzaamheid te doorbreken.
Tot zoover voor vandaag. Ik wacht nu eerst op je reactie op het baantje. Bedenk je vooral tien keer, maar als je wilt, zal ik alle moeite doen om het voor je te krijgen. Ook Hein komt dan dadelijk in actie.
hart. gr. onder ons vieren je
Menno
De wetten van Manoe hebben me zeer geboeid. Ik las ze tot het eind toe! Nu ben ik eindelijk aan Le Sang Noir begonnen, waarvan ik de eerste stukken uitstekend vind. Later meer, als ik het uit heb.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag