E. du Perron
aan
Menno ter Braak
[11 september 1935]
Beste Menno,
Gisteravond schreef ik bij de Greshoffs een briefkaart. Daarnet ontvang ik je brief. Zoowel Jan als ik popelen om te hooren wat nu het geleuter weer zal zijn.
Ik kom, als alles volgens programma gaat, 17 dezer in Holland, maar ga met Ch. eerst door naar Amsterdam - Dit komt doordat Kramers wel die lezing voor elkaar heeft gekregen, maar eerst op de 23e. En Ch. heeft een kaartje dat maar 10 dagen duurt, waarvan 2 dan al in Brussel zijn verteerd. De route wordt nu dus: Amsterdam, Bergen, Den Haag. Ik blijf daarna nog wat, maar Ch. vertrekt den 24en, dus den dag na de lezing. Wij komen wschl. den 21en in Den Haag, maar moeten dan nog naar Delft, Scheveningen en Rotterdam (ook voor de Vermeer-tentoonstelling daar); verder natuurlijk Mauritshuis, en misschien dat Spinozahuis? Reken dus op ons vanaf den 20en.
Nu, de rest mondeling. Veel hartelijks, ook van Bep en voor de toekomstige gastvrouw Ant,
je
E.
Ik stuurde Emmy van Lokhorst, die mij tot 3 × uitnoodigde in de vleiendste briefjes (voor Kristal), ook wat blocnotes, en vroeg daarna één velletje terug, maar kreeg sindsdien gewoon geen asem. Ook niet op herhaald schrijven, het is of opeens de rol veranderd is. Ik heb lust om haar nu een limerick op de koop toe te geven, luidend:
Toen de dame wier naam rijmt op Plokworst,
Die mij schreef als wie zéér naar een slok dorst,
Werd zij stom als wie stom in haar rok morst.
Maar vind je dat dat kan?
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag