E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [22 augustus 1935]
Parijs, 22 Augustus.
Beste Menno,
Wil je Jan bedanken voor zijn expresbrief en hem zeggen dat ik hem spoedig weer schrijven zal? De plannen zijn heel mooi en vervullen me nu al met geestdrift; moge de uitvoering nu maar ‘ons aller waardig’ zijn! Aan goede wil ontbreekt het mij natuurlijk niet; o, neen.
Ik verdiende aan Querido fl. 50. - voor de verhalenbundel; daarvan ging fl. 36.50 af voor geleverde Smalle Mensen en Landen van Herkomst, rest: fl. 13.50! - Ik schreef nu haastig een paar blzn. Blocnotes voor Kristal (na herhaald verzoek van mevrouw van Lokhorst) en door de stroom meegesleurd ga ik nu nog wat door voor Forum. Voor Sept. zal het wel te laat zijn; maar reken op eenige blzn. Blocnote voor October + wschl. een panopticum (over Rimbaud en Decorte - ik zou daarvoor graag het papier hebben dat ik voor jou in elkaar zette.)
Daarna - voor November dus - zend ik je wschl. wat over het Congres. D.w.z. naar aanl. van het Congres, dus met heel wat voor- en na-werk. - Ik heb verder een soort novelle in korte beschouwingen in petto over een mislukte vacantie in de fransche provincie, met weliswaar op de werkelijkheid geïnspireerde, maar toch zéér vervalschte personen ditmaal. - Maar als het stuk over het Congres te lang wordt, vult dat Nov. en Dec. dus dan geef ik die novelle aan Jan voor Gr. Ned., of aan de 3-maandelijksche cahiers(?) van Forum, als Zijlstra nog op die manier door wil gaan.
Mijn ‘klassieke lectuur’ beoogt mij in de ‘eeuwige’ sfeer te brengen van expedities en veroverde landen; vandaar Sallustius (Oorlog v. Jugurtha), Caesar en Xenophon. Mijn eerste verhaal, tegelijk eerste hoofdstuk van mijn volgend boek, moet erg goed
worden; bizonderheden daarover vertel ik je liever; dat zou hier te lang zijn. Misschien herinner je je dat het gaat om een stervende oude zonderling, en een student die hem oppast en terwijl de ander doodgaat zijn verleden ‘droomt’, d.w.z. de expeditie waar hij als jong officier een rol in heeft gespeeld. Het ‘droom’-element - eigenlijk is het meer een ‘medium’-historie - veroorlooft mij èn wonderlijke overgangen èn fantastische elementen, maar de heele novelle moet toch geschreven worden in een geserreerde (klassieke!) stijl; alles in 30 blzij maximum.
Ik voel mij anders toch meer tot denken over schrijven gestemd, dan tot schrijven zelf. Ik denk voortdurend dat het toch niet veel zaaks is wat ik maak. Als ik een menschwaardig baantje kon krijgen voor, zeg 200 pop in de maand (in een bibliotheek, uitgeverij of zoo) liet ik de schrijverij maar aan anderen over, geloof ik. Zonder het genie van Den Doolaard blijft schrijven om den broode toch een poovere historie. En als ik naar Indië ga daarvoor, vind ik daar alles door het genie van Fabricius Jr. afgegraasd.
Schreef ik je al dat het leeg is in Parijs en daarom wel prettig? Bep schrijft tegelijk hiermee naar Annie, dus voor verdere details verwijs ik daarnaar. Worden er foto's gemaakt, bij jullie, en krijgen wij daar ook wat van?
Veel genoegen verder. Ik ga misschien in de eerste helft van Sept. - met Bep en Alain dan - bij Dr. Maasland logeeren - zoowat een week; maar als dat niet doorgaat, kom ik 4 of 5 Sept. Gille halen, en blijf dan bv. 2 of 3 dagen bij Jan. Wil je hem dat zeggen? Holland is vanaf ± 15 Sept., als ik Gille teruggebracht heb naar Brussel; dan ga ik meteen door.
Hartelijke groeten van ons 2 voor jullie allen,
een hand van je
E.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag