E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [21 april 1935]
Parijs, Zondag.
Beste Menno,
Dank voor je brief. Heb je mijn vorige brief nog niet gekregen? Je antwoordt tenminste op niets van wat daarin staat. - Ik ben nog altijd niet klaar met de proeven van Ducroo, omdat er nu eens een vel weggeraakt is voor de variatie. Ik moet van dit boek nu zoowat spugen! En Fermina vertalen is ook zeer matig...
Bep is nu thuis, maakt het best (de zoon ook), maar mag vooreerst nog niet uit en moet haar juiste rhythme en verhouding nog vinden tot den nieuwen bewoner. Ze verveelt zich in haar vrije uren en zou graag Bint en Sophie Blank lezen. Kan je haar die 2 werkjes, stevig verpakt, sturen?
Wij zijn natuurlijk erg benieuwd naar het gedrukte voorkomen van De Pantserkrant, en nog meer naar Het 2e Gezicht. Je berichten zijn verder zoo-zoo, vooral de triomfen van Mussert vind ik zeer onaangenaam. Ik ben moe, leeg, en betrek alle rotzooi op mezelf; heb weer lust naar Indië te gaan, enz. Enfin, hoe dan ook, het zal tòch beroerd afloopen met lieden van ons soort. De nieuwe beschaving wil andere stinkerds; wat te doen?
Ik heb Slau nog een laatste brief geschreven, waarin ik vriendschappelijk de punten op de i's heb gezet, maar ik denk dat het van meer belang is voor mijn eigen geweten dan voor hem. - Over het comité hoor ik voorloopig ook niet veel; ik schrijf je dus nader.
Hartelijke groeten, ook voor Ant, en van Bep, vriendengehuil van Alain, een poot van je
E.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag