E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [26 maart 1935]
Parijs, 26 Maart.
Beste Menno,
Dank voor brief en proeven. Ik wacht nu met spanning op het rapport over Antwerpen. Jan Gr. heeft mij een-en-ander verteld dat verduiveld antipathiek was van den kant van die Vlamingen (krachtvertoon gebaseerd op de vele vlaamsche abonnés etc); enfin...
De brief aan Wijdenes heb ik totaal omgewerkt; de al te decoratieve en aesthetische kindermeid aan het eind geschrapt en iets veel ‘echters’ daarvoor in de plaats. Ook in de journalistiek zijn
nog heel wat dingen veranderd. Het ‘haastige’ voel ik ook niet als een verwijt; integendeel. Om zooveel op te schrijven in één jaar tijd, en in bepaalde omstandigheden, is ‘haast’ haast een aesthetische factor! Wat je verder van de ‘leugen’ en de ‘waarheid’ zegt, is aardig, maar voor mij, die natuurlijk precies weet hoeveel er gelogen is - op heel wat meer plekken dan een algemeene indruk zou doen veronderstellen, soms om ‘fatsoens’-, soms om ‘kunst’-redenen - maar half juist. En natuurlijk, ik hoop eerder dat je hierna de z.g. ‘geacteerde’ roman weer zult gaan waardeeren, dan dat je dit voortaan als het recept zag! Het eenige wat mij hierin curieus lijkt is het mengsel van ‘Dichtung und Wahrheit’, het werkelijke element ‘roman’, gevlochten door alles wat suivië (om een woord van Bloem te gebruiken) mémoires had kunnen zijn. De gesprekken bijv., zijn allemaal toch veel meer geënsceneerd, dus volgens de ‘roman’ techniek ontstaan, dan de herinneringen. Je ziet deze manier van enscèneeren overigens heel goed in de Havelaar (gesprekken aan tafel en in de huiselijke kring over Amy Robsart, enz. - kortom, de ‘essayist’ in den ‘romancier’ al). Wat zijn al die onderscheidingen tenslotte bête, en alleen goed voor specialisten! ik zie nu wel 100 boeken om mij heen die voor ‘romans’ doorgaan en in geen enkel opzicht bijna beantwoorden aan den roman-roman, waar alle Binnendijken op een gegeven moment zoo naar smachtten. Als het géén ‘roman’ is, en géén ‘mémoires’, en géén ‘essay’ en géén ‘dagboek’, G.v.d. wat is het dan? Een boek. Een mensch. Enz.
Dat je moeder boos is geworden,
spijt me; maar van haar optiek uit heeft ze natuurlijk gelijk. (Bovendien had ze natuurlijk alle ‘aanleg’ om boos op me te worden, maar wat dat betreft, verwacht ik van mijn familie in Indië ook het noodige.) Ze denkt, doodgewoon: ‘Men zal natuurlijk denken dat ik die lezende moeder ben, en het is een grove leugen, want ik ben het niet!’
Precies zooals de ‘Trude’ uit de scène die Gijsen zoo geschokt heeft, zou moeten zeggen (als ze het leest): ‘Gelukkig dat hij mij mijn echte pa niet gegeven heeft, want dan had men mij vast herkend’. Voor mij treedt hier zonder veel moeite de ‘kunstenaar’ in de plaats van den ‘historicus’; aangezien de mogelijkheden die ik in plaats van de waarheid gesteld heb inderdaad mogelijk hadden kunnen zijn, en volstrekt aanvaardbaar en in de gegeven sfeer, worden ze voor mij waarheid. Gek misschien, en aan welke wet beantwoordt dit? want anderzijds zou het mij onmogelijk zijn om een lange vrouw kort te maken of een bruine blond.
Maar... àls Ducroo nog eens een roem krijgt, die ik geen oogenblik veronderstel; zooiets als de Camera Obscura of zoo, dan zal het noodig zijn om later ook een Na 25 jaar uit te geven, met aanteekeningen over de personages, en over wat ‘echt’ waar is en wat alleen maar ‘kunst’-waar. Met portretten dan ook! Voor het geval ik vóórdien overlijd: de sterfkans is tegenwoordig zoo erg groot, zou ik een dépôt van deze papieren en documenten moeten achterlaten bij een betrouwbaar iemand. Aanteekeningen als: ‘In dit boek heb ik maar 6 kinderjuffrouwen, in werkelijkheid waren het er 10; zoo is juffrouw Kitty Wahl, zoowel wat naam als wat persoon betreft, samengetrokken uit 2 juffrouwen (die elkaar trouwens opvolgden, hoewel ze elkaar niet gekend hebben) en die resp. Emma Wahl en Kitty Rijcke heetten’ - worden dan schering en inslag. Ook aanteekeningen over wie mij aangeraden heeft dit of dat te schrappen en waarom, en wàt er verzwegen werd, enz. En wat gelogen is, gek genoeg, kan alleen onthuld worden voor zoover het vergrijpen goedmaakt, maar als het uitwisschen van den leugen het vergrijp wordt, wat dan?...
Bep - die het heel best maakt! - zal hieronder nog wat schrijven. Ik ben èrg benieuwd je over Anthonie te lezen, en zeer verlangend om je weer eens hier te zien. De nieuwe installatie is nu eindelijk, uiterlijk, wel klaar.
Hartelijke groeten onder ons vieren,
een hand van je
E.
[E.d.P.-d.R.:] L.M.
‘Bep zal iets bijschrijven’, klinkt zoo lief, en ik wou alleen een noodkreet slaken: er ligt nog altijd op het Vaderl. een stuk van Februari nog, over Urbanisme en zoo!! Kun je het niet vóor 1 April erin krijgen? Ik heb destijds wel geprofiteerd van het feit dat de goede(!) Borel zelf niet genoeg copie leverde...
Mijn ‘tante Jetty’ van Embden, als ze Ducroo ooit leest of als het gerucht van dat hoofdstuk ooit via Eibergen tot haar doordringt, zal zich wel niet precies herinneren dat Otje dat in mijn bijzijn gezegd heeft. En dus zal ze tot overmaat van ramp denken dat jij die historie geleverd hebt, aangezien je ook aan haar tafel gezeten hebt! Enfin, jij hebt bij haar toch geen reputatie meer te verliezen, terwijl ze van mij een zin uit een boekbespreking in haar spreukenboek heeft gecopieerd. Maar ze heeft me nooit willen zeggen welke.
Hrt. gr. aan Ant, Bep
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag