E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [16 maart 1935]
Parijs, Zaterdagavond.
Beste Menno,
Zooeven naar het nieuwe ‘huis’ wandelend - mijn briefkaart was toen al weg - kreeg ik er post! Je hebt een of twee dagen te vroeg geschreven, maar dat is niet erg; en de post was rijk. Allereerst (de zaak Slau beschouw ik nu maar als afgedaan, te meer waar hij in Holland zit) komen Bep en ik je ons groote plezier betuigen over de zeer geslaagde grap. Zoo'n
reactie als die van Otten is toch eigenlijk onbetaalbaar! Heb je hem uit den waan geholpen of moet hij het ook nog lezen in Forum? Ze zullen zeggen dat je jezelf heel goed kent, zooals zekere heer Huey Long, gezegd ‘Kingfish’, de ‘amerikaansche Hitler’, die Dr. Jekyll and Mr. Hyde het prachtigste boek vindt dat ooit geschreven werd, omdat het hem rechtvaardigt in al zijn politieke ‘dubbelheden’. [Dit zegt hij er niet bij, maar dit zeggen de anderen.] Van Eeden deed zooiets eens in De Gids. Maar hoe dan ook: één ding is erg beroerd voor ‘hen’ en erg plezierig voor ‘ons’, dat het zoo goed en direct ‘gepakt’ heeft; vooral ‘naar buiten’ slaan ze hiermee zoo'n onaangenaam figuur! Overigens, als je er over schrijft, zeg dan dat je door je goede hart gedreven werd, gezien de reclame die Anthonie Donker voor onze boeken maakt. Hij moet zich anders wel machteloos voelen, om dit erop te hebben moeten vinden; prijsvraag: bekroond wordt hij die de meeste gal verwerkt onder een schijn van rechtvaardigheid en ‘kritisch geweten’. In dit opzicht zijn sommige zinnetjes van je juffrouw Thea onovertrefbaar. Maak je stuk niet te lang, net lang genoeg om de aandacht vast te houden, [Bep zou willen dat je er ook nog wat van zette in Het Vaderland] en zet er vooral een paar didactische overwegingen in! Misschien kan je er ook in zetten dat ik vooruit beloof niet hetzelfde te doen voor De Smalle Mens; eerder zou ik geneigd zijn een boekwerk (door mijzelf te bepalen) te sturen aan den inzender van de bespreking die het meest aan bovenomschreven prijsvraag beantwoordt.
Maar misschien vind ik de lulligheid van Otten nog aangenamer om te overwegen dan die van Anthonie Dikbil.
Van Duinkerken was best; hij had de prijsvraag kunnen winnen, als het daarom ging. Maar dat hij mij zoo geestig vindt als de gemiddelde geestige Franschman van de 18e eeuw (hoewel niet zóó geestig als Rivarol en Talleyrand - deze keuze is op zichzelf ‘gondolant’!) streelt toch mijn ijdelheid. Denk je eens in; dat is toch al meer dan zoowat alle 19e en 20e-eeuwsche auteurs van Holland bijeen?
Wanneer kom je hier? Jan was er 1½ dag, wat heel gezellig was;
daarna is hij met groote hoofdpijn afgereisd. Ik word geteisterd door lusten om werkelijk half zoo ‘erudiet’ te worden als men mij in Holland vindt; het is hopeloos, zoo sterk als ik voel dat ik van alles niets weet. En dat verdomde gevoel van copy te moeten draaien, vertalen of boekbespreken, of wat anders, terwijl ik bijna nooit meer een boek voor mijn eigen plezier lees!
Heeft Vestdijk je de blzn. van ‘De Krant’ gegeven, uit Ducroo? Stuur ze me vooral zoo gauw mogelijk door. Hier en daar heb ik al wat geschrapt, wat me bij herlezing niet meeviel. Ik ben werkelijk een beetje bang voor deze journalistiek van het einde. Lees ook vooral de ‘Brief aan Wijdenes’ goed, en zet er allerlei aanteekeningen bij, niet alleen om wat je er in vinden kunt dat je slecht of overbodig voorkomt, maar ook om wat je erin missen zou. Veel dank.
Veel hartelijks onder ons vieren, d.w.z. vijf met Vestdijk als hij bij je is, een hand van je
E.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag