E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [13 maart 1935]
Parijs, 13 Maart.
Beste Menno,
Je lange brief ontvangen, maar er valt niet veel meer op te reageeren sinds ik je van hier het noodige schreef. Bovendien is Slau nu weg; na door de telefoon nog een laatst ruzietje met mij te hebben gehad. Hij heeft werkelijk een beroerd leven, en maakt weer een crisis door, dat mag misschien toch wel als excuus gelden, ofschoon ik hem zelf knap onmogelijk kan vinden.
Wat die chantage-historie betreft, je doet beter het niet zoo ernstig op te nemen. Humor en intelligentie zijn hier tenslotte meer vereischt, dan grimmigheid en karakter; geloof mij hierin, die soms zeer geladen ben tegen Slau en die de historie volslagen idioot vind. Schrijf hem een rustige brief waarin je hem zijn ‘brief aan de redactie’ terugzendt en voorhoudt dat dit toch werkelijk geen optreden is tegenover vrienden. Verder ronduit hoe Vestdijk en jij hier tegenover staan.
Waarom in godsnaam zou je ‘Cor’ De Pantserkrant niet laten spelen omdat hij geen Pankow heeft? Laat hem zelf Pankow spelen, of de eerste de beste jeune premier, wat kan dàt je nou schelen? Spelen of niet, maar eenmaal dat er gespeeld wordt, bemoei je er verder dan niet mee, dat lijkt me de eenige houding!
Jan is onderweg hierheen, geloof ik, volgens een nogal mysterieuse briefkaart. Maar ik zie en merk nog niets, en het is al over zessen.
Later meer. Veel hartelijks van steeds je
E.
Vestdijk zal je over een tijdje de proeven van Ducroo doorgeven met al het ‘journalistieke’; wil je die dan direct doorlezen en mij met je krabbels erbij doorzenden? Dank.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag