E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [10 januari 1935]
Parijs, 10 Januari, 's av.
Beste Menno,
Ik werk hard, maar het gaat weer slecht met Ducroo. Sinds ik terug ben, heeft Parijs me weer te pakken, en daarbij heb ik nu zoetjes aan schoon genoeg van het schrijven aan dat boek. - Ik ben erg benieuwd naar je tooneelstuk, waarover Bep en ik diep zwijgen zullen; het schema dat je ervan geeft is alleszins aanlokkelijk. Bep vraagt of je haar niet ook nog je derde dialoog kunt zenden, met gelijke post.
Wat je me van Wijdenes schrijft, is, geloof ik, zeer juist. De kwestie is: Ducroo, die ± 700 blzn. vult, is niet ik; te minder ben jij, die maar 35 blzn. vult, Wijdenes! Als ik een compleet portret van je had gegeven in 700 bladzijden, zou je jezelf ook niet herkend hebben, er is dus maar één ding dat ik niet geloof: dat Robbers je wèl ‘compleet’ had kunnen geven. Bij Robbers was je misschien gaan lijken op je zwager Bartling(?)! Ceci dit, heb je natuurlijk absoluut gelijk als je zegt dat Ant, Wim en van Crevel je anders zien dan ik: hoe zou dat anders? Sterker, je bent wschl. anders, in elk van deze combinaties. Het eenige wat Wijdenes dus met je gemeen kan hebben is: een pittoreske gelijkenis. D.w.z. dat het karikaturale, het oppervlakkig frappeerende, leven ten koste van de rest. [Ik overdrijf nu misschien naar de andere kant.] Dat die rest voor mij niet bestaat, is onzin: ik zou, als het moest, 35 andere blzn. kunnen vullen met een anderen Wijdenes. En dan, dit hfdst. is niet alléén een portret en staat veel minder los van de rest dan hier wel lijkt; het is ook een manier om Ducroo te spiegelen, wat minstens 20 blzn. weer wegneemt van de 35 Wijdenes! Er is in dit hfdst. de verhouding Ducroo-Wijdenes (niet du Perron-ter Braak, of als zoodanig voor meer dan de helft monsterachtig vervalscht) - en deze Ducroo en Wijdenes zijn personages, al is de roman waarin zij optreden maar een z.g. roman. Er is dus een andere kant, dan die van je ‘portret’ te beoordeelen: hoe is het hfdst. als roman-fragment?
Malraux en Pia zijn als Heverlé en Viala veel meer schimmen gebleven dan jij, maar Batten als Arthur Hille is juister, reëeler
als ‘portret’. En toch is ook dit portret ontzettend eenzijdig naar het pittoreske toe oppervlakkig gemaakt [Geïntensifieerd misschien ook, maar à la het tooneel dan!], als je het zou gaan vergelijken met de werkelijkheid. Voor mij hooren de 2 hfdstn. Wijdenes en Arthur Hille bij elkaar, omdat je dan pas echt krijgt: Ducroo-Wijdenes; Ducroo-Hille; Ducroo bij Wijdenes en Hille. Ik heb je inderdaad een veel beter spreker gemaakt dan je bent, ook al om de roman-techniek. Een hakkelende en zwijgende Wijdenes zou niet ‘voldoen.’ Wat je zegt van de ‘rol’ aan het eind heb je misschien verkeerd gelezen; ik bedoel: hier zijn twee intellectueelen bezig geweest elk volgens zijn temperament + een bepaalde phase in zijn leven; verander de phase en zij zouden misschien ieder de tegenovergestelde ‘rol’ gespeeld hebben in de dialoog. Deel is beter misschien dan ‘rol’? Standpunt?
Als er overigens dingen zijn die je misschien veranderd wilt hebben, zeg het dan zonder voorbehoud. En als ik je als model eens een tegendienst bewijzen kan, maak er dan gebruik van zonder verdere bespreking!
Ik houd er nu mee op, en wacht met ongeduld op het geheime tooneelstuk. Wie moet het enscèneeren? Cor? En wie treedt op als auteur? Wim?
Hartelijke groeten, ook van Bep en aan Ant, een hand van je
E.
P.S. Wat moet er staan voor: duitsche vluchtelingen? Kan je me op die eene plek niet een ander pakkend citaat uit Nietzsche bezorgen, als dat eene absoluut zoek blijft?
Ingesloten 2 bijlagen van lezeressen; graag weerom!
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag