E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [15 oktober 1934]
Parijs, Maandag.
Beste Menno,
Gelijk hiermee zend ik je mijn losse velletjes. Een titel heb ik er nog niet voor, maar dat komt nog wel, op de proeven.
Voor December wou ik je een erg mooi panopticum sturen, of
komen er geen panopticum-stukken in dat nummer? Schrijf mij dit omgaand want dan lever ik het je nog voor November (voor Januari zou het te laat zijn).
Ik veronderstel dat je Jan Gr. mijn verzoek om dat blaadje hebt overgebracht? Maar Jan Gr. is soms verdomd nonchalant met de dingen, en ik hoop toch erg dat hij (of J.v.N., die veel beter is en met één oog nog best zien kan) dat blaadje spoedig opzendt, als het er is.
Ik zie al aankomen dat er van Ducroo niets meer geplaatst wordt, wat mij toch onjuist lijkt na het hééle Celibaat en het hééle Leven op Aarde bijv.! Enfin...
Ik schreef Jan Gr. over een organisatie, en vroeg hem jou mijn brief door te zenden om het niet over te moeten doen. Schrijf me wat je ervan denkt, als je mijn brief gelezen hebt.
Gisteren had hier revolutie plaats moeten hebben; eig. eergisteravond al.
- Ik kreeg Vrouwendienst van Vestdijk. Onder ons gezegd, ik vind deze poëzie hoe langer hoe meer onleesbaar, en als er veel bij elkaar staat bepaald onverdragelijk zelfs. Ik heb 80 blzn. berijmde raadseltjes geslikt, ça suffit pour un an! Dan vind ik Porta Nigra toch 10 × ‘aangenamer’!
Tot zoover, voor heden. Hartelijk gegroet door je
E.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag