E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [24 juni 1934]
Parijs, Zondag.
Beste Menno,
Vandaag eindelijk je brief. Ik kan me deze downe stemming best voorstellen, maar toch: je zegt zelf dat we niets anders hadden te verwachten. Tusschen 5 of 6 kameraden is het voor ons gedaan: daarbuiten dan misschien nog 10, 15 onbekenden - zooals die musicus van je, dien je nu vergeet! - en dat is eig. ook al veel. Ik zou in jouw plaats mij maar over één ding bezorgd maken: als de stemming zoo werd dat je niet meer gelezen werd, d.w.z. niet meer ‘verkocht’, d.w.z. niet meer uitgegeven. Zooniet, dan maar laten zwammen wie begrijpt en niet begrijpt - raken doen we nog altijd veel meer lieden dan we zelf weten, en je moet ook nog iets laten doorsijpelen door de jaren heen. De lui die je met enthousiasme zullen lezen zijn misschien van den leeftijd van Fredje en Rudie, al geloof ik zelfs dat niet, en al kan het hier gewoon iets zijn van een ‘gelukkig toeval’. Dan is er natuurlijk ook nog Varangot... Je overdrijft het onbegrijpen toch wel, als je alles in aanmerking neemt!
Maar als je bedoelt dat we tegen den ‘tellurischen’ tijd wel niet op zullen kunnen, dan heb je wschl. gelijk. Dat is dan ons fatum, dat we nooit ‘tellurisch’ genoeg zullen zijn, dat we het niet alleen nooit meer tot Den Doolaards zullen brengen, maar zelfs
niet tot Kuyles! Vind je dat het tijd wordt om ons hierover asch op het hoofd te strooien?
Morgen of overmorgen hoop ik je ter opwekking mijn stukken te sturen. Lees alles nog eens over, in dit verband en stuur mij je raadgevingen. Ook je impressies over wat naar je zin mocht zijn. De Smalle Mensch wordt wschl. toch een beste bundel, en die hier en daar aan duidelijkheid niets te wenschen zal overlaten, ook voor Jan Lubbes himself. Als Querido nu maar zoo vriendelijk is om ook die laatste blzn. op te nemen, ook als ze het 30 tal overschrijden. Maar dat zal toch wel. Heeft hij je nog geschreven waarop de ‘garantie’ zou kunnen neerkomen? (Dit is een vraag waarop je moet antwoorden!)
Jammer dat mijn stukje over Baer niet meer meekon. Het andere kwam zooeven hier, en gaat gelijk hiermee terug. Doe Baer nu alsjeblieft in het volgende nummer. Het begin verander ik dan nog wel even, of we zetten er een noot bij, dat het in het vorige nr. niet meer kon. Een ander panopticum stuur ik wschl. toch niet, ofschoon... Het is lang, tusschen nu en Augustus.
Stuur me ook eens wat reacties op Jan Lubbes: bv. van Vic, Jan Engelman in De Nwe Eeuw (zie je dat blad nog wel eens?) etc. Ook in Het Vaderland. Ik leef hier verstoken van dergelijke actualiteiten, wat veel goeds heeft, maar soms toch ook wat saai.
Ik las het Roodboek, dat ik eindelijk van Gans kreeg. Absoluut touchant wat Van der Lubbe betreft, maar onuitstaanbaar qua proletarische betoogtrant. Het is ontoelaatbaar als je zulke schreeuwers iedereen van smeerlapperij hoort betichten behalve zichzelf, en als je ze dan een ander hoort verwijten dat hij ‘poenig maar stuntelig’ schrijft! Ik zou wel eens willen weten wie hier de stylist (of voornaamste dito) was: Maurits Dekker misschien? - maar die schrijft anders niet zóó belabberd. Enfin, wij zullen moeten eindigen met alleen elkaar nog te lezen, vrees ik. Niet schrijven (of in een andere taal) zou misschien de radicale oplossing zijn. Maar het gekke is dat je tot zulke radicale dingen niet overgaat, dan wanneer je er werkelijk toe gedwongen bent, en dat is voor geen van ons beiden nog het geval. - Ga wèl naar
Grenoble, en lees in je vacantie niets dan Stendhal; je zult zien dat het je goed doet.
Hartelijke groeten, ook van Bep en voor Ant, en een hand van je
E.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag