E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [11 december 1933]
Parijs, Maandag.
Beste Menno,
In afwachting van je telegram (of niet) vast dit antwoord. Geld is gekomen; wij jubelden zeer. Dan het infame geleuter van Thonie, waaruit ik vooruit weten kan wat Ducroo wacht, na Dumay. ‘Het is weer dik in orde’, zou Jan zeggen. Tenslotte kwam je stuk over Malraux, dat in zijn soort voortreffelijk is, en meteen dat over George, dat mij zeer amuseerde en een nogal origineele necrologie is, vooral voor het Vaderland. Ik moet je hartelijk danken dat je de zaak met Zijlstra in orde hebt gemaakt.
We hebben het nu razend druk met dingetjes af te doen en vooruit te werken voor we naar Holland gaan. Dit is het programma: Bep gaat Maandag 18 van hier (of Zondag) en is dus 19 dezer in Den Haag; ik kom 23 dezer met Jan samen in Holland. Schrijf me waar jullie dan zijn. In ieder geval blijven we tot na nieuwjaar.
Een heeleboel dingen behandelen we mondeling. Dit haastige geschrijf bevredigt me niet. Ik ben eigenlijk ook woedend over Thonie's stuk, maar que veux-tu? men legt het tenslotte af tegen een zoo algemeene stommiteit. Ik geloof nu heusch dat iedere verdere reactie van ons voor die kaffers verspild is, dat we alleen nieuwe dingen moeten schrijven. Wat we van het rapalje denken is nu wel duidelijk tot hen doorgedrongen, vandaar al deze objectieve kritiek!
Je moet Vic toch eens vragen (doe het!) in welke geestesgesteldheid hij verkeert als hij zulke drastische onzin uitkalt als over Trouwen van Walschap. Het is een gebulk waar Coster zich nog voor schamen zou. Is het om Walschap eigenlijk stiekum te verneuken, of meent Vic het een beetje, of is hij gewoon dupe geworden van zijn kunstredacteurschap en het vocabulaire dat men als zoodanig heeft te gebruiken? Licht mij hierover in, ik ben zeer benieuwd.
Hart. groeten van ons beiden, ook voor Ant.
Je
E.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag