E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Bellevue, [27 september 1933]
Bellevue, 27 Sept. ('s midd.)
Beste Menno,
Hierbij een mooie brief van Jan. Hij staat erop (streep eronder) dat ik je hem doorzend; et voilà. De brave kerel is ontwapenend. Ik ben slechter dan hij; ik neem mijn vrienden godbetert ook met hun fouten, en mijn beste vriend Jan, de heftige pamflettist, met zijn lintjes; maar als ik zoover kom dat ik me over ze uitdruk als hij over Maurice (en over Bloem, en over Buning) en dat ik ze voor ploerten aanzie (als bij Van Krimpen) dan ‘stoot’ ik ze inderdaad ‘uit’, dan zijn ze althans doodgewoon mijn vrienden niet meer.
Enfin, soit. De Forum-kwestie is geregeld. Wil jij hem dat ook nog schrijven?
Hartelijk je
E.
De brief van Jan graag terug. (Kostbaar document.)
Ik heb hem geschreven dat als hij nog eens over mij op dezelfde manier denkt en spreekt als over Maurice nu, hij mij vooral van zijn vriendenlijst moet schrappen - tòch maar, ja! - om mij plezier te doen. Ik ben er ook niet precies voor om vriendschap uitsluitend op achting te baseeren (op ‘de l'estime’), maar zonder een zeker quantum daarvan is ze voor mij een paskwil. Een mijnheer die ik zelf voor een ploert houd hoef ik werkelijk niet meer ‘uit te stooten’ om absoluut te weten dat hij mijn vriend niet meer is! Dit is zeker weer niet erg aardig, en voor Jan onbegrijpelijk, en weinig humaan... Ik vind het eigenlijk een wonderlijke kwestie. Misschien ben ik degene die een illuzie noodig heb, die niet lucide durft zijn, als ik niet een ‘vriend’ voor een ‘ploert’ kan (of wil) aanzien. Maar desalniettemin... de houding à la Jan zou mij een constant gevoel geven van verradertje te spelen, tegenover de ‘vriend’ en mijzelf! Bewijs: Ik neem Jan als vriend nog geheel au sérieux, omdat ik zijn lintjesmanie voor mijzelf heb ‘geformuleerd en geklasseerd’ als kinderachtigheid.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag