Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Rotterdam, 17 september 1933
R'dam, 17 Sept. '33
Beste Eddy
Deze brief laat langer op zich wachten dan de bedoeling was; maar er is van allerlei tusschenbeide gekomen. De zaak met Het Vaderland is nog steeds onbeslist; mijn kansen schijnen eensklaps weer gestegen tegenover die van Scholte (de nu nog geheime motieven schrijf ik je na afloop, ze zijn vermakelijk!), zoodat ik voor a.s. Zondag ‘proefwerk’ moet maken, d.w.z. een artikel over ‘een cultureel onderwerp’ schrijven. Het is een edele wedstrijd, Homers Wettkampf is er niets bij. Pannekoek bewaakt met Argus-oogen alle posten... En verder moet ik nog een artikel voor de N.R.C. schrijven over Spengler; het is zelfs een sensationeel geval, omdat zijn nieuwe boek één bedekte
polemiek tegen de nazi's is - en niettemin rustig verschijnen kan, in Duitschland! Ik heb er eenige vermoedens over.
Je stukje over e en a is naar de zetterij. Zoo vond ik het zeer geslaagd; het is wat algemeener geworden. De inhoud van het Oct.-nummer maken we Dinsdag op; ik weet absoluut niet, hoeveel copy er gezet is, maar ik zal zorgen dat òf jij òf Bep er in ieder geval inkomt. Als het gaat allebei. - Woensdag komt Maurice hier voor een bespreking over Forum. Ik heb intusschen Vestdijk eens gepolst, maar die schreef me zeer gedeprimeerd; hij was weer ziek, lag maar in bed en achtte zich niet geschikt voor redacteur enz. enz. Zijn mislukte roman schijnt hem erg dwars te zitten. Natuurlijk schrijf ik hem na Woensdag weer over de zaak, maar anders? Tegenover Vlaanderen moeten wij drie redateuren hebben. Ik heb gedacht over Marsman, Vic en mij. Dat is de beroemde ‘verbreeding van de basis’, waartegen misschien nu geen bezwaar meer zou zijn; ofschoon, dan ben ik in de meeste gevallen in de minderheid. Laat er je gedachten ook eens over gaan en deel ze me zoo mogelijk nog voor Woensdag mee. - Overigens heeft Vic mij zeer mismoedig opgebeld over een brief, dien hij van jou ontvangen had en die hem zeer het land aangejaagd had; hij zegt, dat zijn gevoelens voor jou ten eenenmale onveranderd zijn en dat alleen zijn werk hem ongeschikt maakt voor persoonlijke correspondentie. Je zult nu zelf wel van hem hooren.
Naar aanleiding van mijn stuk over Wassermann: ik beloof je, dat ik er iets bij zal zetten over het sympathieke van de positie der emigranten, zoodat de ‘Plee-Drieëenheid’ er geen vat op heeft. Maar waarom zou ik de zaak ook nu niet zuiver trachten te stellen? In zekeren zin is Wassermann met zijn ‘magisch-tellurische-Urkräfte’ de Johannes de Dooper van Hitler geweest! - De Voorrede over Stirner is voor den Politicus. Ik had, toen ik die beide stukken schreef, geen machinepapier, zoodat ik geen duplicaat aan jou kon zenden. Vandaar, dat je ze niet toch te lezen kreeg. Duplicaat is voor mij eigenlijk de eenige soliede waarborg voor niet-zoekraken.
Geluk met Ducroo! Stuur het, zoodra je het betreffende deel
klaar hebt! - Java ging dadelijk naar Jany. - Truida, nog steeds werkeloos, solliciteert momenteel bij... Maurice, naar het baantje van diens privé-secretaresse. Ik hoop, dat zij het krijgt, want zij is hard aan een baantje toe. Zij zit nu nog in Eibergen.
Je moet lezen het Bruinboek over den Rijksdagbrand; dat is misschien een keukenmeidenroman, maar een aangrijpende! Die ploert van een Göring wordt daar charmant in het zonnetje gezet. Ik dwaal steeds verder van den ‘notaris’ af naar een ‘kalender’-standpunt.
hart. gr. 2 × 2 je
Menno
Dank voor de Gioconda; haar glimlach is, dunkt mij, pijnlijker dan die van het Louvre.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag