Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Rotterdam, 21 juli 1933
Rotterdam, 21 Juli '33
Beste Eddy
Hoewel ik hier ongeveer smelt van de hitte, zal ik probeeren je even te antwoorden op brief en stuk. (Natuurlijk is het net warm weer, als ik hier in Rotterdam moet zijn!). Het plankenstuk is volkomen naar mijn smaak; dat je den ‘honnête homme’ er nog hebt bijgehaald, komt dunkt me juist van pas in dit verband. Het is een meesleepend essay (alleen hier en daar misschien iets te veel herhalend, waar je het over den regisseur hebt), maar het zal ongetwijfeld voor de aestheten en tooneelexperts te intelligent gedacht zijn om indruk te maken. Voor welk publiek schrijven wij eigenlijk? Om jouw stuk volkomen te kunnen genieten, moet je en gewezen cultuurfluim zijn en ook erg ex. Menschen, die nooit aan het tooneel als kunst hebben gedacht en menschen, die in de verafgoding van de ‘scaenica’ zijn blijven steken, kunnen deze allereenvoudigste!! argumentatie gewoonweg niet meer volgen. Ook mijn ‘honnête homme’ s' impose!! En zou hij niet veel van den notaris moeten hebben? Absoluut! Een op zijn kop gezette notaris (Umwertung aller Werte, die de humor alleen maar giechelend waagt te voltrekken), daarin zie ik een voor mij mogelijk mensch. En ik geloof, dat onze soort menschen in wezen op zijn kop gezette notarissen zijn. - Eerlijk gezegd, verbaast het me, dat je, blijkens je laatste brief, vasthoudt aan ‘moreele waarden, waar wij zelf aan hechten en waarvoor wij vechten’. Immers (en dat is mijn redeneering in den Politicus): of die waarden zijn zozeer ons instinctbezit en dus door onze logica-achteraf niet aan te tasten of ze zijn door onze logica wel aan te tasten, en dan verdienen ze ook niet beter. Als ik dus het genie van den notaris (d.w.z.
de absolute gelijkwaardigheid als bestaand schepsel met ‘ons’) proclameer, bedoel ik daarmee, mijzelf deze vraag zoo onsentimenteel en on-donquichotterig mogelijk te stellen: Kun jij den strijd tegen den ‘bourgeois’ voeren zonder eenigen steun van woorden als ‘windbuil’ en ‘ploert’ en ‘ongelijkheid’? Met hulp van die woorden kan ik het niet meer, want ik voel te zeer mijn eigen ‘wind’. Maar waarom ben ik tegen Hitler? Eigenlijk weet ik het niet (b.v. niet, omdat die man een ploert is); eenvoudig, omdat ik de reactie ‘tegen’ als primair en onafwijsbaar besef. Ik kan mezelf voorredeneeren, dat Hitler alle recht van bestaan onder de zon heeft - en toch walg ik steeds meer van dat individu. ‘Freiheit’? Kom! Ik weet wel beter. De aarde draait wel zonder vrijheid. Ik kom terecht in een volkomen instinctief verzetsleven, dat zich misschien een paar jaar kan laten wegdrukken door humor of democratie-hier-te-lande, maar dat ieder moment geactiveerd kan worden. ‘Dan begrijp ik niet waarvoor je vecht, waarom je polemist bent’, schrijf je. Inderdaad, ik begrijp het zelf ook niet, maar ik ben het! Zoodra dàt besef niet meer voldoende zal zijn, zal ik tot de sceptici behooren, want met een programma tegen ‘ploerten’ kan ik niet meer werken. We komen waarschijnlijk toch weer op hetzelfde punt uit; alleen wil jij vasthouden aan een woord met een ‘ethische’ bijklank, omdat je dat als wapen kan dienen. Mij kan het niet meer als wapen dienen, dus gooi ik het weg. De heele Politicus is een poging om polemisch te zijn zonder te weten waarom, zelfs zonder het heroïsche van Malraux' communisten. Gisors, maar in het polemische vertaald zonder de talenten van Kyo en Katow, ook zonder het mysticisme van Tchen; Gisors zonder opium misschien, en met een ander temperament,
misschien wel een vrijzinnig-protestantsche Gisors. - Ik stel me er veel van voor, over juist dit punt in Bellevue te praten.
Aan den braven Thelen had ik juist een compleet stel Forum gestuurd. Het is, geloof ik, een alleraardigste man, maar ik heb mijn illusies over Duitschers nog 50% omlaaggeschroefd. Ik had me ook al geëxcuseerd over het zwijgen van ‘den vielbeschäftigten Doktor’ en heb hem verder onthaald op mijn liefelijkste duitsch over Adolf Hitler; misschien, dat hij het op juiste waarde schat. - Ik heb het rund Bouws geschreven (telefoneeren kan ik momenteel niet met hem, zijn stem ergert me al te zeer), dat ik tot September niet meer over Forum wil praten. Wat hij nu weer aan jou geschreven heeft, zal wel weer of misverstand of ijdelheid zijn. Ik kan er geen oog meer op houden. Zat ik hier niet met Forum, dan had ik hem allang dood laten vallen. Hoofdzaak is, dat ik hem niet zie en hoor. Schriftelijk gaat het regelen van ‘zaken’ nog tamelijk. - Ik moet vanmiddag Zijlstra spreken en zal dan ook nog eens een balletje opgooien over zijn z.g. navelstreng-verhouding tot Everardus. Komt er iets belangrijks uit dat onderhoud te voorschijn, dan hoor je het spoedig.
Een holl. boekje over grieksche denkers? Ik weet er geen; behalve Casimir, die er niets van gesnapt heeft. Maar Nietzsche heeft een (in het nog-wetenschappelijke genre uitstekend) stuk geschreven over de voor-Socratici (staat in deel I, p. 257 v.v.), en over Socrates en Plato passim uitstekende dingen. Lees ook eens in deel I het korte academische stuk Homers Wettkampf; dat heeft, door zijn theorie over de goede en de booze Eris, voor mij plotseling een nieuwe kijk gegeven op het heele grieksche cultuurwezen. Het is kort! (In Vürtheim en Kuiper worden de eigenlijke philosophen nauwelijks behandeld).
Hoe vond je Dirk? Was de ‘straal door de oogen der hoeren’ niet ouwerwets? En de ‘metaphysische genezing’ in Bennebroek was ook al weer niet slecht. - Voorts heeft satelliet Theun een roman laten verschijnen, die eerst zou heeten Jezuïeten en liefde of zooiets, en die hij nu heeft omgedoopt in Doktor José droomt tevergeefs. De schoelje! Titels gappen hoort blijkbaar bij de concurrentie. De roman speelt overigens, meen ik, in subtropische streken, terwijl reeds een volgende op stapel staat (blijkens een fragment in De Stem) over Mohammed. Die is heel dichterlijk. En dat alles wordt geproduceerd in de openbare leeszaal te Sneek.
Nu, de warmte wordt te erg. De ondertrouw is zonder schokken verlopen. Nu het sacrament nog. Hart. gr. voor jullie beiden en schrijf weer naar Eibergen! je
Menno
Je vraag (of Bep's vraag) over Aeschylus en Shakespeare kan ik ook niet oplossen. Waarschijnlijk is het conflict, dat ons bijzonder treft, omdat het in deze verhoudingen zoo scherp uitkomt, voor hen vrijwel een bijkomstigheid geweest. Misschien heeft het altijd bij hen ‘gesluimerd’.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag