Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Rotterdam, 27 april 1933
R'dam, 27 April '33
Beste Eddy
Dinsdag ben ik weer aan de sleur gegaan, en natuurlijk wordt het juist nu mooi weer. Niettemin heeft de vacantie me wel wat opgeknapt; ik voel me tenminste niet zoo lamlendig als een paar weken geleden. Het een tijdlang-niet-zien van het établissement alleen al is een geneesmiddel. Nu krijg ik weer een nieuwe rotaffaire, aangezien je vriendin Donkersloot er bij ons (als leerares) op een vuile manier uitgewerkt is, en ik daar mijn neus in ga steken. Zij gaf n.l. te lage cijfers, weigerde op verlangen van den rector te knoeien en werd met drie maanden ontslagen. Ik vind dit zoo intens gemeen, dat ik vanmiddag een onderhoud met den rector heb aangevraagd; zij is zelf niet meer compos mentis, terwijl ik tenminste vast ben aangesteld en dus niet ontslagen kan worden zonder meer. Zal deze donkere sloot soms mijn lebak worden? Ik ben benieuwd, maar heb geen heroïsche verlangens. Overigens toont de dame in quaestie karakter; ze heeft gewoonweg verdomd om, zooals mijn superieur het noemt, ‘coulant te zijn’.
Ant kreeg Barnabooth; zij was er erg blij mee, maar schreef je nog niet, omdat zij het druk had gehad en erg moe was. Dat komt dan nog.
Je brief over de Liaisons heb ik overgelezen; het is inderdaad een heel goed en persoonlijk stuk. Toch blijf ik erbij, dat een stuk of wat verduidelijkingen noodig zijn; kleinigheden, meer niet, vooral op de eerste pagina's, die ik als lezer natuurlijk duidelijker merk dan jij. Als je er niets op tegen hebt, zal ik die paar dingen er met potlood bijschrijven en je dan het stuk nog even terugzenden. Maar schrijf me eerst even, of je goedvindt, dat ik het doe; ik klad niet graag in andermans manuscripten.
Over de philosophen: ja, ik kan je aanraden (met alle reserve, als overzicht) Hoofdfiguren van het Wijsgeerig Denken van Bierens de Haan in de Volks-Universiteits-Bibliotheek. Dat is kort en niet slechter dan de rest. De Duitschers zijn hierin natuurlijk experts; maar alles kletst elkaar na en pas later merk je, op wat
voor inferieure handgrepen die compendia berusten. - Ik zelf gebruikte voor mijn doctoraal Geschichte der neueren Philosophie van Falckenberg. Gesch. der Philos. van Vorlander is ook niet zoo slecht. Ik zelf heb nooit iets aan een ‘echte’ philosoof gehad, zooals ik aan Carry van Bruggen (destijds), Dèr Mouw en Nietzsche iets had. Het traint misschien, Bolland of Richert te lezen; maar het is onverteerbaar, omdat het altijd onmenschkundig is. Die heeren zijn de psychologie eenvoudig gepasseerd, en ze hebben ook verstopte zintuigen. - Van Marx als philosoof weet ik eigenlijk niets. Ik heb zoo'n idee, dat hij heelemaal niet gek zal zijn, althans ‘practisch’. (Hij heeft Hegel ‘omgekeerd’, wat op zichzelf al een appreciabele acrobatische toer is; want Hegel staat juist op zijn kop).
Je stellingen over Coster heb ik gelezen in een velletje van Bouws, die het weer van v. Kampen had. Het klinkt erg academisch, zooals het er staat; of het verduidelijkt, weet ik nog net niet. Je ‘bedoelingen’ komen beter uit door je toon in het geschrift zelf, lijkt me. Maar als experiment is het wel grappig.
De ƒ 10.- van Marsman kreeg ik nog niet. (Zijn mop als proletarisch dichter vond ik heel goed!). Ik was bij Henri Mayer, die probeeren zal, 2 luxe-exemplaren te plaatsen. Ik sprak met hem af, dat je hem (na het verschijnen van de gewone uitgave, eerder mag niet!!) 2 ex. zult zenden, zonder verplichting. hart. gr. voor jullie beiden
je
M.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag