Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Rotterdam, 15 maart 1933
Rotterdam, 15 Maart '33
Beste Eddy
Het ‘incident-Marsman’ is al weer gesloten. Ik kreeg ook een vreeselijk booze briefkaart van hem, waarop ik hem dadelijk terug heb geschreven, hoe m.i. de vork in de steel zat; en hij heeft zich toen dadelijk verontschuldigd en zijn spijt betuigd. De zaak met die afspraak zit n.l. zoo, dat Henny ons die fragmenten al maanden geleden had zullen sturen, wat hij voortdurend heeft laten loopen, hoewel ik hem er telkens aan heb herinnerd. Hij heeft dat nu ook toegegeven. Bovendien wil (en mag hij van Querido) in geen geval de heele roman publiceeren. Ik ben er in dit geval voor, even met een beslissing
te wachten, tot de fragmenten er zijn en dan te zien, of er één eventueel tegelijk met Elsschot kan geplaatst worden (ev. twee in 2 nummers). Om Elsschot te laten wachten (die ook in den herfst wil uitgeven als boek) lijkt mij onredelijk, vooral waar de schuld, (de nonchalance tenminste) bij Henny ligt. Maar laten we even afwachten; ik voor mij ben nog niet zoo zeker van die fragmenten. - Overigens schrijft Henny, dat hij in een zeer overprikkelde toestand verkeert, zich te kort gedaan acht door iedereen, en dat dat invloed op zijn stemming heeft; dat gebruikt hij niet als excuus, zijn brief is erg aardig. Maar die stemming lijkt me bedenkelijk en geheel in overeenstemming met onze conjectuur over het ‘martelaarschap’!
Hierbij ingesloten de verzen van Dèr Mouw, die ik eindelijk van Vic loskreeg, met een portret. Ik heb ze overgetypt naar het handschrift, waarvan ik één facsimile wou opnemen en het portret. Voel je daarvoor? Opening met deze verzameling van het Meinummer. Ik vind, dat er een paar bijzonder goede en typisch - Dermouwsche sonnetten bij zijn; ze zijn niet allemaal even goed, maar het geheel is zoo absoluut zonder eenige aanstellerij en poëtische kul, dat ik ze als geknipt voor ons acht. Ik ben overtuigd, dat er in de nalatenschap nog veel meer zit, maar er zit geen grein orde in; het is een zoodje, zooals het in de kast ligt. Het handschrift is aardig om te facsimileeren.
Morgen worden je door N. & v.D. de luxe-exemplaren van Coster toegezonden. Signeer ze en stuur ze dan aan mij terug; ik zal de presentexemplaren dan wel expedieëren. Houd dus alleen 2 of meer ex. voor jezelf achter, maar liefst niet te veel, omdat ik het geld eruit wil zien te halen door deze luxe ed. à ƒ 10 te verkoopen.
Je aanteekening tegen den S.J. is naar Bouws. Je zult het dus wel spoedig in proef zien. Het is heel goed zoo, lijkt me.
Je opinie over Kaas deel ik alleen niet inzake het begin. Dat vond ik werkelijk uitstekend. Maar ik moet het nog eens in druk zien. Het laat zich inderdaad niet overlezen, geloof ik, maar het heeft alle voordeelen van een goedgeschreven boek
zonder omhaal. Het slot heeft Elsschot nog eenigszins omgewerkt, zoodat de moeder (als lijk) nog even terugkomt; dat lijkt mij beter, voor de verdeeling van de stof.
Dumay is goddank maar 30 pagina's, deze maand. Ik voel me eindelijk eens geen ‘verrader van het nummer’!
Stuur je Dèr Mouw naar Bouws terug? En schrijf mij je oordeel. hart. gr. voor jullie beiden van je
Menno
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag