Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Rotterdam, 5 juli 1932
R'dam, 5 Juli '32
Beste Eddy
Het heeft weer eens lang geduurd, voor ik antwoord. Je hebt geen idee van de verslappende, verpestende werking, die een doodloopend seizoen aan een school op iemands mentaliteit kan hebben, vooral, als er dan nog een hittegolfje bij komt. Ik kom gewoon tot niets, wacht maar af, tot het geteem eindelijk op kan houden; het is verschrikkelijk. Verklaar daaruit mijn geringe schrijfdrift; ik sta stil, hopelijk ‘pour mieux sauter’. Het lijkt me prettig, je Zondag in Brussel even te zien! Komt Bep ook mee? Ik kan nog niet mee naar de Ardennen, want het gemeier houdt nog aan tot 15 Juli! Daarna wou ik eerst een paar dagen naar het Oosten, deels in Eibergen, deels bij Ant. Maar plannen mondeling; ik durf gewoon niet aan vrijheid denken, met de sloome dagen, die nog komen moeten, voor oogen.
Kleist lokt me erg aan; ik zal er in de vacantie (alweer dat woord) aan beginnen. Is het juist, dat het me bij een hoogst oppervlakkige ‘inkijk’ herinnert aan Poesjkin? Of lijkt dat maar zoo?
Laten we Zondag ook de quaestie Marsman bespreken; ik wil er met liefde een Panopticum over maken, want het stuk is werkelijk bijzonder goed, vind ik, en het gekakel miserabel slecht. Het stuk van Jacques heb ik niet, ik las het op het leeskabinet. Je zult er niet veel nieuws in vinden en de toon is... Jacques, dus beschaafd, verstaand en zachtmoedig tegen ieder. Maar wij krijgen toch het meeste van de hulde ditmaal.
Met groot en satanisch genoegen je eerste Costeriana overgelezen. Het stuk over de Marginalia is toch ook zeer afdoend! Het
meest verlang ik toch naar Waarheen gaan wij. Men is nu te Bennebroek waarschijnlijk nog warmer dan het seizoen al meebrengt.
In De Gids word ik deze maand stijf gekapitteld over mijn bedankje aan de Maatschappij, waarschijnlijk door Huizinga. Zooiets doet men niet en vooral, ‘men zet het niet in de krant’! Slauerhoff, hoor ik, zal de benoeming wel aannemen; de piraat prefereert dus ook al de Tweede Kamer der Hooge Letteren. Ik begin aan het piratisme een beetje te twijfelen, of liever, ik begin het steeds meer als een snel varieerend burgerdom te zien. Maar misschien ben ik er naast.
Vestdijk sprak ik onlangs in den Haag. Hij was geweldig nerveus, zoodat wij eenige uren over complexen konden praten. Ik kreeg een exemplaar van de Verzen, waarvan ik de ‘alchimistische’ kant toch het meest apprecieer.
Vind je Putman zoo beroerd? Het is mogelijk, dat ik bij romans van anderen te weinig eisch; maar ik herinner me b.v. duidelijk een fragment aan een etenstafel, dat ik bijzonder goed vond. Enfin, ik wil mijn meening Zondag graag aan de jouwe toetsen.
Van Maurice heb ik taal noch teeken gehoord! Hij zal toch niet ontsticht zijn over mijn directe wijze van reageeren? Tot Zondag dus, voorloopig! Groet Bep hartelijk van mij en voor jezelf een stevige, zij het ietwat zweeterige handdruk van een tijdelijk stervende
M.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag