E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Voorburg, [12 mei 1932]
Voorburg, Donderdagmorgen.
Beste Menno,
Ik was zoo verdomd moe gedurende die vergadering, dat ik uit een soort overspannenheid (alle factoren hebben daaraan meegewerkt sedert mijn overhaast vertrek naar Gistoux) dezen heelen nacht niet geslapen heb. Ik las van 's morgens 6 tot 8 de copy: Vestdijk's verhaal is best, ofschoon toch niet zoo goed als het eerste; maar zoo geheel anders, dat we het toch zeker moeten opnemen; de anonyme - of liever pseudonyme - meester van Slau lijkt mij treurig; Otten's artikel is de meligste aansporing tot revolutionair mephisto-schap die ik
ooit las. Zeg hem maar dat ik het een gezond artikel vind; zeg er desnoods bij: gezond in onzen zin. Maar je hebt gelijk wat betreft het zeker niet opnemen ervan in Forum.
Ik houd het pak hier voor je aan, tot morgenavond, met de nieuwe versie van Vera en Lady Ch. 's Lover. We moeten samen ook een paar spijkers met koppen slaan over de rubriek Panopticum. Als het ‘negatieve’, zooals Maurice zegt, ons allen eig. zoo weinig ter harte gaat, althans, vergeleken met het zooveel hooger-staand ‘positieve’, doen wij beter met iets anders te vinden tot vulling van deze rubriek. Ik voor mij wil er best verhaaltjes in vertellen, treffende anekdoten of zelfs rijmpjes, maar polemiseeren trekt mij werkelijk niet meer aan. Ik kan niet tegen die remmen, hoe welgemeend dan ook; de polemiek gaat mij blijkbaar meer ter harte dan de ‘literatuur’; ik geef jullie groot gelijk, maar 1 1/2 uur praten over zooiets als dit is me dan ook te machtig. Eén ding staat vast: mijn strijdmethode gaat niet samen met jullie opvattingen, als jij geen bedenkingen hebt, komen ze van Maurice. En je krijgt er mij nooit toe om ook maar even jullie stukjes in deze rubriek als redacteur te becritiseeren; het laatste panopticum van Maurice leek me, eerlijk gezegd, een volmaakt prul; maar wat doet dat er toe? Ik hecht aan de eene kant blijkbaar te veel, aan de andere te weinig beteekenis aan deze afdeeling; in ieder geval is het mij niet mogelijk te polemiseeren anders dan volgens mijn ‘temperament’; het spijt mij werkelijk als ik me niet superieur genoeg kan voelen in allerlei gevalletjes en jullie hèbben wschl. gelijk, maar ik onthoud me liever van het heele gedoe, dan het te beoefenen op deze manier. Nog eens: ik doe niets dan herhalen wat ik de allereerste keer al zei (naar aanl. van dat stukje tegen dien christenheld), als ik volhoud dat het heele systeem van elkaar op dit gebied beknibbelen niet deugt. Jullie vinden van wel en ik trek mijn stukje dus weer ‘met genoegen’ (neem de term niet al te diep) terug, maar als ik nog aan
Panopt. meewerk, dan heusch liever niet meer als polemist. Laat ons aannemen dat ik dan te ‘Fransch’ ben en dat de schuld aan mij ligt; ik wil dat best aannemen, en zeg dit zonder eenige hatelijkheid, maar
anders dan zóó doe ik het niet met plezier. Ik zie verdomd niet in waarom ik me ‘superieur’ zou voordoen, als ik er niet eens in slaag mezelf wijs te maken dat ik het ben!
Bedenk dus iets anders; er moet een mogelijkheid zijn deze rubriek levendig en boeiend te houden ook met een andere dan polemische inhoud. Ik zal er ook over nadenken; want we kunnen er toch niet opeens glad mee uitscheiden? Of polemiseeren jullie (d.w.z. jij, want wat Maurice doet kan men bezwaarlijk zoo noemen), ik lever dan andere handwerkjes.
Tot Vrijdag half 8 hier. Groeten van Bep, die het grootendeels met je eens is, geloof ik. en een hartelijke hand van je
E.
P.S. - De ‘brief aan een leeraar’ lijkt me een mooi overgangsstukje van het genre dat ik tot dusver in Panopt. beoefende tot een ander genre. Es war bestimmt in Gottes Rat!...
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag