E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Gistoux, [11 april 1932]
Gistoux, Maandag.
Beste Menno,
Sedert 3 dagen lees ik volstrekt niets meer dan het stukje van Donker: van alle zijden wordt het me toegestuurd! Wat ik ervan denk, schreef ik je gisteren. Misschien heb je gelijk en is niet-reageeren in dit geval het verstandigste. Vroeger of later zal ook deze rekening worden vereffend, denk ik, en dan mijnerzijds. Het doet me toch plezier te zien dat jij en ik die menschen dwars zitten op een lang-niet-gewone manier; als we ons rustig hielden, zouden ze ons alleen maar ‘negeeren’. Maar laat ons het Costerianisme niet vergeten, dat hier ook achter zit; daar steek ik mijn hand voor in het vuur, of, laat ons zeggen: de top van mijn pink!
Je stuk tegen Houwaard is opperbest. Vraag Maurice, dien menonkel, nu óók eens wat voor Panopticum! Is hij dààrvoor journalist, om zoo weinig aanleidingen te vinden? Of vindt hij dat stukje over Walschap zóó afdoend?
Ik ben zeer blij met je stem vóór Ambrosia. Het had mij, om verschillenden redenen, zeer gespeten als Engelman dat vers teruggestuurd had gekregen; ik schreef ze je reeds, en nog uitgebreider aan Bouws. Vandaag ontving ik van Greshoff het Engelmansche stukje dat ik hier insluit; objectief gezien geloof ik dat Engelman over de heele linie gelijk heeft en veel juister dingen zegt dan Greshoff over die nieuwe foto-methode van Luc en Paul H. Jou zal zijn ‘aesthetischen’ toon wel onaangenaam treffen, maar ik moet zeggen: als ik te kiezen heb tusschen Engelman en van die zakelijken à la de Haesaerts, dat ik dan niet lang aarzel, er is heusch een verschil van gehalte. Liever een ‘aestheet’, die op vele punten mee kan, dan die extramoderne half-industrieelen, waarvan Ehrenbourg en Feuchtwanger voor mij de afschrikwekkendste specimina zijn (ook al omdat bijna iedereen erin vliegt.) - Je had in je stuk over Lawrence-Huxley nog kunnen zetten dat een oppositie als deze alleen op één plan van belang is, zooals trouwens door de persoonlijke verhouding L.-H. werd aangegeven; dat met het omhoog blazen van L. ten koste van H., of andersom, de vergissing en de stommiteit beginnen.
Wat verder? - Ik heb Engelman geschreven en hem jouw mooie zinnetje over zijn frictions meegedeeld. Hij heeft humor genoeg, denk ik, om dat te apprecieeren.
Accoord dus over wèl-opname (ondanks Maurice) van Ambrosia in nr. 5 en over niet-opname van Slau's epigram.
Doe je broer Wim mijn hartelijke groeten en zeg hem dat ik altijd zeer in mijn sas ben met zijn adhaesie-betuigingen. Wil je hem niet vragen om eens een stukje voor ons te schrijven, bv. over literatuur en philosofie, of literatuur en medische wetenschap, of waarover hij het, ‘binnen ons kader’, maar hebben wil? Vestdijk heeft een alleraardigste novelle geschreven, geinspireerd door Gistoux: een soort droom over een revolutionaire
overval, waarbij hijzelf- of althans de man die ik zegt - in den laatsten regel wordt opgehangen. Hij moet het nog wat bijwerken, daarna zend ik het je direct op.
Ik ben zeer benieuwd naar je ontboezemingen pro-Nietzsche-anti-Suarès. Amuseer je met Bep en Kok, als ik een zoo oneerbiedige samenkoppeling me mag veroorloven tegenover niemand minder dan mijn ‘aanstaande’. Je hebt de groeten terug van Vestdijk, en ons beider dito aan Truida, en de hand van je
E.
P.S. - Dank voor je houding tegenover Donker, maar doe jij hem op deze manier ook niet te veel eer aan? En dikhuidig blijft hij tot het graf. Enfin, het is voor jou een kwestie van eigen ‘hygiëne’!
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag