Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Rotterdam, 6 maart 1931
R'dam, 6 Maart '31
Beste Eddy
Ik begrijp, dat je momenteel voor niet veel anders gedachten overhebt dan voor je moeder. Merkwaardigerwijze heb ik nog nooit serieus met den dood te maken gehad; dat zal binnenkort ook wel eens komen. - Ik lig weer in bed, griep en koorts, excuseer daarom deze potloodregels; maar ik wou je toch dadelijk even laten weten, dat ik in deze twee onverwacht ledige dagen Jean Barois in één adem heb uitgelezen.
Voor mij is de strijd van Barois niet zoo essentieel als hij waarschijnlijk voor den schrijver zelf is geweest. Het conflict met het katholicisme was voor mijzelf eigenlijk bijna steeds een parade, die mijn ziel nauwelijks raakt (n'en déplaise wat de jongkatholieken daarover mogen beweren; hun zekerheid is voor mij nooit problematisch geweest) - Ik heb veel meer last gehad met de vaagheden der dominees, die mij werkelijk hebben gefascineerd. Daarom blijft Barois voor mij altijd iemand, die een tikje tegen windmolens vecht; ik moet me even verplaatsen in zijn afstamming en opvoeding, om het volle gewicht van zijn conflict te kunnen beseffen. Dat hij daarbij als positivist nooit het argument gebruikt, dat ik zou willen gebruiken, joeg me soms bepaald op! Maar dat wordt vergoed door het grandiooze slot, waarbij een ‘lijfelijke siddering’ mij overviel, toen die abbé het heldere en frissche testament uit de la haalde! En dat tegenover het pas omvergeprate lijk Barois!
Eén grove fout in het boek vind ik het proces Dreyfus, dat de spanning, door het ‘proces-Barois’ gewekt, tijdelijk totaal verbreekt. Het interesseert mij, in dit verband, allerminst, het relaas
te hooren (stenografisch juist nog wel!) van een rechtzitting, terwijl de bedoeling: Barois te laten zien in zijn positivistische activiteit, ook wel korter en treffender had kunnen zijn aangegeven. Ook de figuur Luce blijft mij wat vaag, wat onopgelost mengsel van familievader, senator en wijze, waarop ik geen vat krijg. Meesterlijk is Cecile, vooral de rupture van haar en Barois; de volkomen stupiditeit van de vrouw tegenover de waarheid is prachtig. In die menschelijke dingen zit voor mij het beste van het boek; de theoretische dialogen had ik, bij wijze van spreken, zelf al ‘overwonnen’, hetgeen bij Barnabooth niet het geval was. Van abbé Joziers af steekt mij niettemin weer de walg voor het roomsche gedraai met woorden.
De komst van Marie bij Barois, en het verloop van dat bezoek, is ook een uitstekende vondst, ook als bijna onmerkbare voorbereiding op zijn ‘bekeering’.
Heb jij ook niet het gevoel, dat de tijd van het positivisme ontzaglijk ver van je afstaat? Juist door het positieve, ‘la science’, het negeeren van de simpele absurditeit, die de strijd tegen het katholicisme ook zoo veel gemakkelijker maakt. Dat de frazen, die Zola in J'accuse neerschrijft, eens realiteiten geweest zijn!
Jean Barois zou je een Zauberberg van het positivisme kunnen noemen. Het ‘leven in dialogen’ mag dan volgens de aestheten ongeoorloofd zijn, het is in beide boeken enorm boeiend!
Bouws heb ik gezegd, dat je uitstel van zijn bezoek vroeg; hij zal nu wel binnenslands blijven. Hij is nu wakend, dat ik Hampton Court niet te laag geprijsd verkoop!
Gerda komt morgen in Holland; ik mag niet uit! Pech! Zij komt nu waarschijnlijk Zondag al hier.
Van mijn juist gehuwde broer & echtgenoote zoo juist de briefkaart uit Parijs met de chimaere van Nôtre Dame. Ziedaar een eeuwige herhaling, die de positivisten veronachtzaamden!
Het beste ermee! Het Schetsboek stuur ik je, als ik weer op de been ben. Een hartelijke hand van je
Menno
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag