Truida Varangot-ter Braak
aan
Menno ter Braak
Woluwe, 13 januari 1938
Woluwe, 13 Januari 1938
91 Gribaumontlaan
Beste Menno,
Ik wilde voor mezelf nog eenmaal mijn stellingen in de kwestie Greshoff recapituleren en hoewel er niet veel nieuws in zal staan stuur ik je dit ook nog maar omdat ik hoop dat je zult inzien dat het er mij niet om te doen was een wig te drijven tusschen jou en Greshoff. Je moet ook niet vergeten dat al dit geschrijf vooral daarom misselijk voorkomt, omdat je a priori Greshoff wilt vertrouwen terwijl wij, die ons heusch niet zonder reden zoo opgewonden hebben, moeilijk konden gelooven in een diepgaande vriendschap. Als je dus blijft meenen dat ik bakerpraat uitsla, zal deze brief je ook niet overtuigen.
Voor mij is het zoo evident dat ik niet begrijp hoe jij het boosaardige en valsche in b.V. den herdruk van Rebuten niet aanvoelt, want bij alle raffinement is het dom en doorzichtig zoodra je de sleutel hebt. Voor jou bewijzen Rebuten niets, maar ik zou je nog op twee karakteristieke details erin willen wijzen. In aan Albedil citeert Greshoff letterlijk een brief van Du Perron om geen andere reden dan om zijn intimiteit te demonstreeren met Van Schendel, Ter Braak, Du Perron en Marsman, allemaal menschen aan wier fatsoen niemand twijfelt en waarachter hij zich veilig voelt.
In den brief aan een Zuider-broeder noch in andere geschriften waarin polemieken worden gebundeld, vindt Greshoff het noodig ooit zijn tegenstander letterlijk te citeeren. De woorden van tegenstanders verdraait hij terwijl vrienden letterlijk worden geciteerd.
Ten tweede beschuldigt hij de menschen, die hem aanvallen van domheid en leugenachtigheid (terwijl wij meestal om zijn leugens boos worden. Hij schrijft niet om ruzie te maken maar omdat hij er pleizier in heeft (blz. 257 regel 12) alles wat door zijn hoofd gaat op te schrijven en te publiceeren. Het gaat hier over zijn artikelen dus zijn broodwerk. Hij vraagt alleen maar hem dat pleizier te gunnen. 9 regels verder heeft hij het over de nooddruft die hem bindt aan plaats en besogne, die hij gelijktijdig verafschuwt. Als iemand, zij het met pleizier of met afschuw, alles wat hem door het hoofd gaat, wil publiceeren dan is het dunkt mij onvermijdelijk dat, waar Greshoff zich zoo dikwijls en zoo essentieel tegenspreekt, hij nu en dan op leugens betrapt wordt en op dubbelhartigheid en het is een gemakkelijke dooddoener om hen, die dat doen voor leugenaars uit te maken zonder daar eenig bewijs voor aan te voeren.
Als ik over Greshoff begin, komt er geen eind aan en daar dit alles al te veel tijd heeft gekost, mij om het te schrijven en jou om het te lezen, laat ik het hierbij. Ik voeg hier alleen nog aan toe wat ik voor mijn eigen stichting geschreven heb.
Met hartelijke groeten
Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam