Menno ter Braak
aan
Truida ter Braak (Schaerbeek)
Den Haag, 22 oktober 1934
den Haag, 22 Oct.34
Zeer geachte mej. von Stein
Tot mijn spijt kom ik er eerst heden toe U te schrijven over de poëzie die u mij ter beoordeeling toezond.
Ik heb deze gedichten met gemengde gevoelens gelezen. Originaliteit en kitsch zijn er gelijkerlijk in te vinden. Persoonlijk is Uw poëzie zeer zeker, al is de invloed van J. Greshoff op den vorm zeer merkbaar; maar de onmiddellijke nabijheid van een zoo fascineerende figuur maakt dat ook aannemelijk. Deze invloed heeft U er echter toe gebracht, wil het mij voorkomen, te ‘flodderig’ te gaan schrijven, zoodat op zichzelf vaak zeer geslaagde vondsten in ulevellenrijm overgaan; de grens is dikwijls moeilijk te trekken. Een gedicht als Douro lijkt mij een van de beste staaltjes van Uw kunnen, terwijl zooiets als Espana werkelijk complete dwaasheid is. De erotiek, die in het stadium van de Weltschmertz verkeert, is in Uw poëzie vaak een bron van oprechte inspiratie, maar geeft evenzeer aanleiding tot stuiversroman-tafereelen (Finale!!).
Alles bij elkaar: er zitten allerlei beloften in Uw werk, die er gedeeltelijk ook reeds uitkomen. Maar het energieke flodderen is voor Uw wijze van schrijven een enorm gevaar.
Aangezien ik door mijn zuster Uw naam nooit hoorde noemen, veronderstel ik, dat U haar eerst kort geleden hebt ontmoet. Merkwaardig, zooals Uw handschrift op dat van mijn zuster lijkt! En zelfs het papier, waarop U schrijft, is van hetzelfde merk als dat van den door U ongetwijfeld bewonderden J. Greshoff!
Bij gelegenheid zult U wel zoo vriendelijk willen zijn, mijn zuster hartelijk van mijn vrouw en mij te groeten?
met de meeste hoogachting,
Uw dv.
Menno ter Braak