Ant Faber
aan
Menno ter Braak [Rotterdam]
[Zutphen], [na 23 juni 1932]
Beste Menno.
We zijn weer van het eiland in de normale wereld terug gekeerd, zeer voldaan. Wat is het goed voor een mensch en inderdaad ‘uit is uit’. 't Weer ging anders wel, een beetje koud. We hebben zeer veel plezier beleefd; mondeling vertel ik je wel eens zoo het een en ander; ik ben anders bang te veel in het beschrijvende te vallen.
Ik ontving allerlei lectuur, zeer bedankt, je weet, hoe plezierig ik dat vind.
De volgens Eddy ‘leerzame pennestrijd’ lees ik met zeer veel belangstelling, ik vond de brief van Maurice sympathiek en hij heeft van zijn standpunt geheel volkomen gelijk.
Je antwoord is goed en heb jij even goed gelijk; maar ik geloof niet, dat Roelants iemand is, die niet gedoogen kan dat zijn liberale katholicisme door jou wordt bestreden, het hangt er maar van af hoe, de manier waarop. Ik weet natuurlijk niet om welke zinsneden het hier gegaan is, maar ik kan het me wel eenigzins voorstellen. En ik kan mij ook voorstellen, dat het een manier van bestrijden wordt, die dat eigenlijk niet meer waard is te heeten, die haast niet eerlijk meer is en het querulantisme wel eenigzins nadert. Ik zie dat gevaar voor jou alleen eigenlijk in deze ‘branche’. Je kan tot slot het Christendom bestrijden in al z'n vormen en uitingen, de godsdienst zelfs en wat daarmee annex is, maar [niet] een zuiver religieus gevoel, zooals Maurice dat toch wel in zich hebben zal, (je kan je er toch niet mee afmaken zoo'n gevoel als valsch te kwalificeeren) ‘het niet genoeg gelooven in het absolute van de intelligentie’; het tot slot wèl geloovig zijn. Dit ‘gevoel’ in iemand móet je toch kunnen aanvaarden en niet op spottende manier willen bestrijden en ontkennen, en ik kan het niet anders dan waardeeren, dat M. er voor past, jou op de zelfde manier aan te vallen. Je zou langzamerhand gaan moeten gelooven, dat het specimen 3 alleen recht van bestaan heeft.
Misschien ben ik wel zeer voorbarig in mijn beweringen; je moet me de zinnen, waar het om ging eens toesturen; 't kan zijn, dat ik dan bovenstaande in dit geval moet intrekken. Maar het verbaast me tegenwoordig meerdere keeren. Je bent op dit gebied wel zoo verschrikkelijk scherp en fel, dat ik het gevoel heb, dat je iets in jezelf moet bestrijden. Wat is tot slot een religieus gevoel, het hoeft toch met het heele Christendom geen zier in verband te staan. Ik weet voor me zelf niet of ik vrij ben van religieuze gevoelens. Ik geloof zeker van niet.
Ik ben benieuwd naar het antwoord van Roelants. Die indeeling van Nietzsche vond ik aardig. Ik vraag me alleen af, waar ik thuishoor of geldt deze indeeling alleen maar voor mannen. Wat is het toch gelukkig, dat de eerste soort in zoo ruime mate aanwezig is. Zonder deze soort zouden 2 en 3 ook niet bestaan en zou ‘Forum’ zelfs geen recht van bestaan hebben!
Vermoedelijk kan je deze redenatie niet zeer waardeeren en zul je antwoorden, dat het nu eenmaal tot de eigenschappen van je soort behoort, dat je zoo moet reageeren. De hygiëne!
Het stukje over ‘Schweitzer’ was goed volgens mij. Alleen zei ik tot mezelf. Ook ik laat me mijn ‘waarom’ niet afnemen en vraag jou terzelfdertijd, waarom moet je zulks publiceeren?
Het ‘schrijverspalet’ ook ontvangen. Ik geloof wel dat ik het in groote lijnen met je eens ben. De ‘ik toon’ past hier ook het beste. Ik hoop, dat de toekomstige ikkigheid niet al te groote bezwaren zal meebrengen voor het dagelijksche leven. Maar wanneer gaat men de beschrijvingen van anderen als ‘truc’ doorzien, zoodra je het niet noodzakelijk meer vindt, dit is toch ook zeer subjectief, of zoodra je bij het lezen het plezier erin verliest? De oerwoudbeschrijving in de stille Plantage, was mij het plezierigst te lezen van het heele boek, en was toch niet noodzakelijk.
Het stuk over Lawrence beaam ik ten volle. Het onderscheid schilder als ‘schilder’ en als ‘mensch’ had ik nog graag wat ‘duidelijker’ gezien, m'n zelfde bezwaar gold voor ‘muziek en musicus’; maar je schrijft nu eenmaal niet voor domme menschen, dus is het zoo best.
Het eenige bezwaar, dat ik heb, is tegen het woord kaarsenfabrikant. Ary Prins ‘kaarsenfabrikant’ enz. <Je hoeft het niet uit tolerantie te schrappen.>
Dit riekt naar de Theuntjes en Toontjes van Eddy, en is ganschelijk niet noodzakelijk. Het geheel las ik met veel genoegen. Tusschen al deze manuscripten door lees ik ‘Hoe een vrouw het haar en het teint moet verzorgen’ cosmetische causerieën door Dr. P.A. v/d Hoog.
Zeer komisch om te lezen. Ik lees van de zoon van David, die koning was te Jerusalem, die alle werken aanzag onder de zon, en honderd vrouwen trouwde - om tenslotte tot de conclusie te komen, dat alles ijdelheid is.
Verder is friseeren tot 65° niet nadeelig, daarboven wel en is permanent wave uit den booze. Zonder hoed loopen is zeer goed voor je haar. Deze mijnheer houdt verder zéér van allerlei reukjes enz. en kent aan het reukorgaan bij de mensch een zeer hooge waarde toe. Hij vindt zelfs, dat tijdens het ruiken de ziel in directe aanraking komt met de materieele dingen enz.
Verder lees ik hier de woorden van Bertha Garland: ‘Vrouwen zijn dikwijls niet veel zaaks, maar de mannen zijn “infaam”’, leerzaam boekje.
Verder kan je voor rimpels worden geopereerd en is het dragen van sluiers goed voor zomersproeten, lelijke beenen zijn ook te verhelpen, en zijn er allerlei receptjes voor crêmes en poeders. Aardig boekje.
Mevrouw Bos komt nu aan de beurt, maar ik vermoed niet, dat ik dat lang zal maken.
Ga je Zondag nog naar Bergen? Veeren de hersens al weer op. 'k Verheug me op de volgende Zondag.
Schrijf gauw eens. Dag.
Veel groeten.
Ant
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum