1115. E. du Perron aan M. ter Braak
Bandoeng, 18 Mei '39.
Beste Menno, Gister kreeg ik van Fred Batten een kort bericht over je ontslagnemen bij het Vaderland. Hoewel ik dit op de een of andere manier, na 't gebeurde met Vestdijk, na een paar uitlatingen in je eigen brieven, in de lucht voelde zitten, is het toch nog een verrassing voor me geweest. We zijn nu dus alle 3 ‘literair kroniekschrijver’ àf. - Het is overigens typeerend voor de afstand èn voor de verzwakking in de vriendschap, dat je me niet zelf hierover schrijft; ik zou in zoo'n geval het eerst aan Jan en jou geschreven hebben. Ik heb vele roteigenschappen, maar niet die dat ik eigenlijk verlang dat mijn vrienden naar een ander gaan met hun ‘klachten’.
Enfin, het is blijkbaar niet anders. En inderdaad, op 17 Mei hooren van een ontslag dat op 6 Mei plaats had, is niet je ware. Toch hoop ik mettertijd nog iets ‘intiemers’ hierover te hooren van jezelf, want uit het bericht van Freddy kan ik niet goed wijs worden. Waarom heb je ruzie met dien hyper-ouwehoer van een D. Hans? Om Vestdijk? Om de moreele herbewapening? Ik leef blijkbaar buiten alles, want ik weet van niets.
Een paar dagen geleden schreef ik je per gewone mail een briefkaart; niets bizonders. Die K. en O.'s zal ik nu maar aan Freddy zenden.
Ik ben vol aandacht voor de rest van je wederwaardigheden en natuurlijk bereid, voor je te doen wat ik kan. ‘Geef me een