1086. E. du Perron aan M. ter Braak
Rantjasoeni, 17 Juni '38.
Beste Menno, Ingesloten een brief aan Jan, die je eerst lezen moet (dat bespaart mij herhalingen) en daarna doorzenden. Eigenlijk heb ik op wat daarin staat weinig te laten volgen. Namens jou ontving ik Mephistophelisch, dat ik in één avond met vreugde las. Het is jammer dat ik zooveel van deze fragmenten herkende; de indruk zou juister zijn geweest als ik nu maar je artikelen niet gelezen had. Maar het is zonder twijfel een alleraardigste verzameling en jouw ‘blocnote klein formaat’. Henny had ook al zoo'n collectie in zijn Kritisch Proza; het wordt ook nog een ‘forum’-genre, dat zal je zien!
Overigens heb je me niet met levensteekenen verwend, sedert eenigen tijd. Onze laatste correspondentie betrof vnl. het optreden van den heer Meulenhoff als eventueel gegadigde voor mijn Van Haren-historie. En wat is nu daaromtrent beslist? Ik zou het graag spoedig terughebben voor de dingen die erbij (en eraf) moeten, - wat er ook verder mee gebeuren mag.
Ik ben nog suf van grieperigheid, bijzitten en bataviasche rotsfeer. Over 8 dagen is de bijzitterij van Bep afgeloopen en gaan wij naar Batavia terug; ik ga daar dan allerlei dingen ter plaatse bestudeeren, alsof ik er niet gauw terug zou komen - maar dit laatste is misschien maar illuzie. Of we in Buitenzorg of Bandoeng of elders - nog meer buiten - gaan wonen, weten we op 't oogenblik eenvoudig niet. Die bloemlezing uit de kol. letteren, die ik nu met Nix ga uitgeven, boeit me wel: er komen portretten, reproducties van oude prenten èn penteekeningen in, - maar ik wil mijn eigenlijke taak: dat verhaal over Dirk v.H., er