Inleiding bij Vincent Haman van W.A. Paap
Willem Anthony Paap werd 21 October 1856 geboren te Winschoten. Zijn ouders waren eenvoudige, weinig bemiddelde menschen. Paap kon daarom aanvankelijk niet studeeren, maar werd onderwijzer; zijn vader was toen al gestorven. Frans Erens zegt, dat een rijke kennis hem in staat stelde de academische studie te beginnen. Uit de briefwisseling, in die dagen gevoerd tusschen Paap en Multatuli, blijkt dat hij eerst van plan was de letteren als vak te kiezen (hij heeft de colleges in die faculteit ook eenigen tijd gevolgd), maar onder Multatuli's invloed overging naar de rechten.
‘Alzoo voortaan: jur. stud.!’ schrijft Douwes Dekker op
25 Maart '82: ‘Ik ben zeer blij, dat ge het besluit genomen hebt niet ‘de letteren’ als vak te kiezen. Het is geen vak! Om in de letterkunde iets degelijks te leveren moet men er niet in doen. Om iets uit de sloot te visschen moet men niet in de sloot gaan liggen, men moet met behoorlijk gereedschap er naast staan.’
Paap volgde dit advies op en werd jurist; uit deze beroepskeuze blijkt, als uit zooveel andere feiten, hoe beslissend voor Paap's verdere leven de kennismaking met den zestigjarigen Multatuli is geweest. Hij koos na in 1887 gepromoveerd te zijn op art. 165 O van het B.W., de advocatuur als loopbaan. In die dagen had hij sterke socialistische sympathieën. Erens vermeldt, dat Paap met de toen bekende socialisten omging en in 1888 een meeting in het Paleis voor Volksvlijt presideerde voor het algemeen kiesrecht. ‘Het groote gebouw was stampvol en Paap was toen een belangrijk persoon. Hij was geen redenaar, maar sprak goed en zei alles heel kort en zakelijk.’ Ook als pleiter voor vervolgde socialisten deed Paap van zich spreken.
Ik heb echter gegronde redenen om aan te nemen, dat Paap meer uit negativistische overwegingen dan uit liefde voor het socialistisch ideaal aan de politieke actie deelnam; partijlid is hij, als ik mij niet vergis, ook nooit geweest. Vóór alles was hij de leerling van Multatuli, die zelf duidelijk genoeg heeft laten uitkomen, dat hij ‘anti-socialistisch’ was. Paap's voorliefde ging uit naar de satire; en het socialisme was in dien tijd een oppositie-verschijnsel, dat dus met de satire gemakkelijk parallel kon gaan. Als advocaat had Paap veel succes; ‘zijn pleidooien waren onschoolsch en los van het traditioneele’, zegt Erens, al is hij van oordeel, dat ‘het diepere juridische inzicht hem mankeerde.’
Over het verdere verloop van Paap's leven kan ik kort zijn. Na den dood van Douwes Dekker trok hij (dit is nog een curieus detail!) met Mimi Hamminck Schepel, Dekker's weduwe, in hetzelfde huis, aan de Leidschekade; onwillekeurig is men geneigd aan een symbolische handeling te denken. Later leef de hij eenige jaren te Berlijn; ook schreef hij in het Duitsch een van zijn tendentieuze minder belangrijke romans ‘Max Dannenberg’, die door zijn vrouw J.M.P. Paap-v.d. Schalk in het Nederlandsch werd vertaald en in 1908 uitkwam.
Zijn laatste levensjaren bracht Paap, om gezondheidsredenen uit Amsterdam verhuisd, te Zeist door, waar hij 7 Januari 1923 overleed.
Over zijn persoonlijkheid is nog weinig bekend. Er zijn eenige getuigenissen van Erens, die o.a. zegt dat Paap ‘een goed en aangenaam mensch’ was. Hij had iets schuchters en brutaals tegelijk. ‘Zijn inzicht rustte op den stevigen grondslag van het gezond verstand. Hij was aangenaam in den omgang. Zijn gesprekken waren steeds vol pit, alhoewel de ironie hem vreemd was en hij meestal ernstig bleef.’ De combinatie van schuchterheid en brutaliteit lijkt niet onwaarschijnlijk; en waar Vincent Haman een pleidooi is voor het gezond verstand en tegen den humbug der artistieke specialisten, daar heeft men ook weinig reden om aan de tweede uitspraak van Erens te twijfelen. Willem Paap heeft bij de oprichting van De Nieuwe Gids een gewichtige rol gespeeld, al heeft hij slechts een jaar deel uitgemaakt van de redactie. Men verwachtte veel van hem; zijn publicaties hadden sterk de aandacht getrokken. In Paap zag men destijds wel degelijk een bijzondere geest; dat hij in verband met de oprichting van De Nieuwe Gids meestal alleen pour acquit de conscience wordt vermeld, is een omstandigheid, die samenhangt met de eigenaardige ‘styleering’ van de traditie door de Tachtigers.
MENNO TER BRAAK