Liederen van Isoude(1921)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave Eerste gedeelte [Sinds de goden] [Ik heb in de stem van de zee] [Mijn maagden in den morgen] [Hoe is mijn lief van puren goude,] [Bezit is als een bloem zoo broos:] [Allen gaan zij droom-afwezig,] [De gouden maan schijnt zich uit,] [De maan is al boven de seringen;] [Die eenmaal plengden] [Die niets der wereld vragen,] [Ik ben ontbonden en gedeeld,] Tweede gedeelte [Wat is al 't verblijden] [Mijn oogen duizlen voor de naakte zon,] [Ik zag de schemerlijven] [Hoort gij den luwen zomerregen] [Mijn dag-loome oogen weven] [Hier komt de stilte nooit tot rust:] [Een donzen dauwen,] [Daar komt tot volheid van geluk] [O armoê die ik nog niet wist,] [Ik zal niet winnen] [Daar slaapt een wel vergraven] [O hart zoo sterk in dragen] [Dat waren in 't eind de goede tijden] [Uit storm- en regendagen] [Tusschen 't dorre goud der doode blâren] Derde gedeelte [Wat ik vroeger haatte,] [Zoo vaak uit vol verblijden] [Hoe zal ik winnen] [De tranen die 'k niet weenen zal,] [Hoe wreed-doordacht belaagt verdriet:] [Voor wie zich geven] [Geen kondschap wacht ik van mijn lief,] [Nu heeft de wereld afgeleid] [Ontruste hart dat moet] [Hoe waar wanneer,] [Daar leeft nog éen hoop onvervuld,] [Ik ben] [Ineens, geschoten in de vlucht,] [Nog eenmaal stijgt de donkre droom] [Nog adem ik de zoete lucht;] [Kom ik tot u?... Van waar gij zijt,] Beginregels