Gegeven keur(1942)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] Pierrot moderne Pourquoi, en nous expliquant, ne pas faire un petit bout de danse, tout comme autrefois? Le parfait maître de danse. Wat is u aan mij gelegen? Altijd was ik maar een droomer, In den winter van den zomer, Bij den zonneschijn van regen - Wat is u aan mij gelegen? Ach die droomen en die waken, Wonen mijlen uit elkander, En vergeefs wil de éen den ander Tot zijn hartsgelijke maken - De éen moet droomen, de ander waken. Die in zomermiddernachten Uit het maanlicht zijn geboren, Kunnen niet den dag behooren, Moeten in de zon versmachten Naar de zon der middernachten. Korte schemeravonduren In wier hart elkander raken Zon en maan en droom en wake, Waren wij elkaêrs geburen, Weinig schemeravonduren. [pagina 83] [p. 83] Had zich de avond kunnen lengen In éen dag van schemerduren, Tot éen nacht van zilvren uren: Dag en nacht die zich vermengen En ons broos geluk verlengen! Ach hoe leed ik, lang en wakker! Weken werden trage jaren. En mijn hart wou niet bedaren: O te droomen met een makker! - Lange weken leed ik wakker. O de felle wreede weelde Die mijn droomloos hart doorbeefde, Bittre dood dien 'k overleefde, Die mijn hart doorsneed en deelde, Maar tot nieuwer droomen weelde!. Zie, mijn arm houdt u omvangen, En uw hoofd rust aan mijn schouder. Maar wij zijn een leven ouder Sinds het avondbleek verlangen Met zijn koorts ons hield bevangen. Luister nog, laat mij verhalen. Voelt gij niet hoe licht wij zweven, Ieder in zijn eigen leven, Met het rijzen en het dalen Van harts hoorbaar ademhalen?... [pagina 84] [p. 84] 't Wordt als een begin van droomen! Als de horizonnen klaren, Of de maan komt opgevaren - Maar gij zijt het, die moet komen... 't Is als een begin van droomen... Iedren nacht zijt gij mijn eigen: Schooner dan de helle dagen U in 't licht te toonen wagen, Zie ik u in droomen stijgen, Onvoorwaardelijk mijn eigen. Won niet Adam zelf in slape Uit zijn eigen vleezen zijde Die zijn eenzaamheid bevrijdde? Heeft de Droom haar niet geschapen Waar hij lijdzaam lag te slapen? Trouw zijn u mijn blinde nachten, En al de ontrouw uwer dagen Komt hun helderheid niet vagen Met een schaduw van gedachte - O mijn trouwe kuische nachten! Machtger is de droom dan 't leven! - Heeft de dag u ooit geschonken Dees mijn oogen droomdoorblonken? - Mij heeft u de droom gegeven Onverdeeld en voor het leven! [pagina 85] [p. 85] En mijn dood zal u niet derven; Want ik heb u afgewonnen Van de sterfelijke zonnen, En den dood moet met mij sterven Wat de dood niet kan verderven! Liefde die zich niet kon geven, Neemt alleen en wordt genomen: Ik werd rijk bij schaamle droomen, Gij bleeft arm in 't rijke leven: Neem wat ik u niet kan geven... Toch, dees sombre selenanthen, Deze bloemen mijner oogen - Ach, het lijkt een ijdel pogen In den dag haar te verplanten Naast uw gouden helianthen. Zie, uw hoofd rust aan mijn schouder, En mijn arm houdt u omvangen... Koud en dood is jong verlangen. En onwerklijker en kouder Rust uw schoon hoofd aan mijn schouder. Elk woont in een ander leven. En wij dansen als twee dooden Tegen 't vroege morgenrooden Als de haan zijn sein gaat geven En de sterren flakker beven... [pagina 86] [p. 86] Wat is u aan mij gelegen? Altijd was ik maar een droomer, In den winter van den zomer, Bij den zonneschijn van regen - Wat is u aan mij gelegen? Vorige Volgende