Alianora
(1924)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend
[pagina 35]
| |
Derde handeling | |
[pagina 37]
| |
Na de scheiding van zijn gemalin vervalt de hertog in aldoor terugkeerende buien van zwartgalligheid. Het geluk heeft hij in den minnehandel met Joanna van Batenburg niet gevonden. In zijn naaste omgeving streeft men naar een verzoening der echtelingen en ziet uit naar een aanleiding tot een ontmoeting. Een jachtpartij van den hertog en een daarbij aansluitend jachtmaal dat hij enkelen vertrouwden hovelingen aanbiedt op zijn slot aan de Waal, wordt als meest gunstige gelegenheid door de ingewijden tebaat genomen. Knechten, met een gedeelte van den jachtbuit vooruitgezonden, verschijnen ten tooneele, en brengen alles in gereedheid tot de ontvangst van Reynalt en zijn gasten. Het koor begroet hen met het zingen van het Jagerslied. Wanneer de tafel is aangerecht, komt de hertog met zijn gevolg op, waaronder slechts éen vrouw, Joanna van Batenburg. De vorst is zwaarmoedig, en de opgewekte feestvreugde der tafelgenooten kan hem niet opbeuren. Het koor zingt het Liet van den Rhynscen wyn. Daarna verschijnt de nar die op zich genomen heeft zijn heer op de komst van zijn verstooten vrouw voor te bereiden. In het Liet van den Narre, dat het koor voor hem aanheft, drijft hij zijdelings, doch bitterduidelijk den spot met Reynalts dwaze ontrouw, en Joanna van Batenburg rijst verontwaardigd op en roept de wraak in van | |
[pagina 38]
| |
den hertog en alle aanwezigen voor zulk een belediging. Niemand let op haar; Reynalt is geheel afwezig in den geest. Dan kijkt zij om en ziet als eerste boven op de treden die naar het terras leiden, Alianora staan met haar beide zoons. Overtuigd van haar nederlaag, sluipt zij door niemand tegengehouden weg. Wanneer Alianora en de door schrik ontzette Reynalt tegenover elkander staan, toont de hertogin de zuiverheid harer naakte armen, en klinken de Woorden van Alianora tot Reynalt. Dan volgt de volledige verzoening, door het koor gevierd met den Slotzang I en Slotzang II. |
|