waterslinger in het plantsoen van den Zoeterwoudschen Singel, verrees aan de binnenbocht het Romaansch kasteel, voorstellende het zomerverblijf der graven van Gelre aan de Waal, met zijn ruim, in het water uitstekend terras, het toekomstige tooneel der handeling. De waterpartij werd door bruggen van de buitenwereld afgesloten. Langs de groote halve-maan der buitenbocht bouwde men de breede tribune voor de toeschouwers; daarboven de tribune voor orkest en koor. Onderhand werd geschreven, gecomponeerd, aangekleed en ingestudeerd, alles tegelijk, alles geleidelijk in zijn onderling afhankelijk verband. Bij dezen langzamen, als spontanen, groei werd taaiste werkkracht en plooibaarste inschikkelijkheid van allen, voornamelijk van den muzikalen leider, gevergd. Daar ieder gebaar gesteund behoorde te worden door de muziek, stelden telkens bij de repetities intredende wijzigingen en aanvullingen vooral den componist voor vaak onoverkomelijke moeilijkheden. Doch de geestdrift en onzelfzuchtigheid die alle medewerkers van het eerste tot het laatste oogenblik samenhield in de overtuiging van bij te dragen tot de verwezenlijking van een daad van hooge schoonheid, deed ook den heer Koeberg steeds een begaanbaren pas vinden over zijn bezwaren. Zoo werd het spel een volledige genieting voor oor en oog. Omlijst in een brok