illuminatie van Happy World, een van de luna-parken in Singapore. Ik keek verwezen naar een man op een hoge stellage, die zijn doodsprong voorbereidde. Het was zinloos. Overal lag de schaduw van het leed. Ik voelde hoe iemand naar mij keek. Het was Lie wan kie. Hij stond met zijn rug naar de obscure dancing, waar meisjes van alle slag zich aanbieden: Chinese, Maleise, Siamese, halfbloeden en verlepte Françaises.
- Wat doe jij hier, Lie? vroeg ik verbaasd.
- Ik wacht om te zien wie haar meeneemt. Als het een Japanner is...
Zijn ogen werden donker. Hij tastte in de zak van zijn wijde, witte pyamajas.
- Je bent dwaas, Lie, waarom houdt je haar niet thuis?
Hij glimlachte weer.
- Dat gaat niet toean, zij wil. Zij wil geld sparen voor de overtocht van haar moeder en broers.
- Wat verdient zij per nacht?
- Een halve dollar, misschien, op z'n hoogst.
Ik dacht na. Er was alleen mijn hotel wat ik betalen moest, een paar dollar consumptie. Ik nam een briefje van tien.
- Hier Lie, zei ik, haal haar uit de tampat, dit is voor twintig dagen, voor twintig nachten eigenlijk. Dan heb je zo lang rust en wellicht vind je in die tijd ander werk voor haar, beter werk. Tabeh.
- Tabeh, zei hij en glimlachte.
's Anderendaags 's middags ging mijn boot. Ik hing