Iedere gemeenschap die zich buiten haar stelt, is niet langer de Kerk. Iedere afscheiding immers is een verzet tegen de apostelen die Christus over zijn gemeente heeft aangesteld, een verraad van de waarheid en een vergrijp tegen de liefde. Zij die zich buiten de Kerk plaatsen, doen tekort aan de verheerlijking welke God Zich in de éne Kerk heeft bereid, behoren niet langer tot de zichtbare afbeelding van den énen Heer der Kerk die op onzichtbare wijze in zijn gemeente tegenwoordig blijft. Dit immers is de zin van het gebed voor de eenheid der Kerk dat Christus heeft gebeden in de opperzaal: ‘Dat allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U: dat zij ook één zijn in Ons, opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt’ (Jo. 17, 21).
Daarom hebben de christenen altijd en met bijzondere aandrang voor deze eenheid gebeden, niet opdat de Kerk aan de wereld zou verschijnen als een geduchte macht, maar uitsluitend opdat aan God eer zou worden gebracht en het geheim van zijn heilig Wezen en het mysterie van den Verlosser in de eenheid en de liefde der mensen zouden worden verbeeld.
De voorzegging van den Apostel dat er, zolang wij nog in de ballingschap der wereld verkeren, scheuringen en dwalingen onder ons zullen zijn (1 Cor. 11, 19) is in vervulling gegaan. Het is niet aan ons te beoordelen wie het geweest zijn die den boze gelegenheid hebben gegeven het onkruid tussen de tarwe te zaaien. Wij weten hoe een gebrek aan liefde in de Kerk zelf den zwakken dikwijls een ergernis is geweest. Wij weten ook hoe talloos velen buiten de Kerk, die van harte Christus aanhangen, verlangen naar de eenheid der christenen en met ons den Heer der Kerk bidden om deze genade. Moge God ons en hun gebed verhoren, opdat allen tezamen Hem eens in eenstemmige lofzang verheerlijken en door de eenheid van hun geloof en hun liefde verkondigen, dat wij de éne zaligheid verwachten door den énen Verlosser Jesus Christus.
* God, die de dwalenden terugvoert, de verstrooiden verzamelt, en de verzamelden bewaart; stort in uw goedheid over het christenvolk, vragen wij, de genade der eenheid uit, opdat het de verdeeldheid verwerpe, zich met den waren herder van uw Kerk verenige, en U zo waardig moge dienen. Door Christus onzen Heer.
Verleen, Heer, dat - gelijk er één Geest is, één Heer, één geloof en één hoop onzer roeping - zo ook uw Kerk één lichaam moge zijn, waarin alle volkeren tot eenheid worden gebracht; door Hem die wil dat alle mensen één zullen zijn, onzen Heer en Zaligmaker Jesus Christus.
Wij bidden voor de eenheid der christenen opdat zij een gelijkenis zij van het verheven mysterie van Gods Wezen.
Heer God, die eenvoudig zijt zonder samenstelling en schuil gaat in uw ontzagwekkende wezenheid, God de Vader aan wien alle vaderschap in de hemel en op aarde zijn naam ontleent, beginsel van de heerlijkheid van hen die deel