De verering der heiligen
Zolang wij in de ballingschap der aarde zijn, kunnen wij het leven na de dood niet begrijpen. Maar wij weten dat Christus de dood heeft overwonnen en in zijn verrijzenis en hemelvaart de verlosten is voorgegaan naar de heerlijkheid. Sindsdien heft de dood het leven niet langer op, maar verandert het slechts. Want de rechtvaardigen zullen leven met den Heer in eeuwigheid.
Zo groot was het geloof der oude christenen, dat zij van dit leven getuigden in de opschriften op de graven der doden. Het geloof in de gemeenschap der heiligen is zo oud als de Kerk. Reeds in de eerste eeuwen vroeg men den vromen die in Christus waren ‘ontslapen’, dat zij God voor de achtergeblevenen zouden bidden. In het bijzonder riep men de martelaren aan, die zo duidelijk als Christus' navolgers waren gestorven. De verjaardag van hun dood herdacht men met de eucharistische viering op hun graf.
Toen de tijd der vervolgingen voorbij was, begon men ook andere heiligen openlijk te eren en aan te roepen. De vrijwillige boetedoening der monniken en de maagdelijkheid om Christus' wil beschouwde men als een onbloedig martelaarschap. Tal van asceten en kerkvaders noemde men met de oude naam der martelaren ‘belijders’. In later tijd heeft de Kerk deze verering geregeld; slechts hen mogen wij heilig noemen die door het hoogste Kerkgezag in onfeilbare uitspraak als zodanig zijn erkend (canonisatie). Maar hoe groot het getal dezer erkende heiligen ook is, wij weten dat de heiligen in de hemelse heerlijkheid veel talrijker zijn, ‘een schaar die niemand tellen kan, uit alle naties en stammen en volken en talen’ (Openb. 7, 9).
De namen van de martelaren en andere heiligen wier ‘geboortedag’ (d.i. de dag van hun zalig afsterven) of bijzetting der relieken plechtig wordt herdacht, heeft men vanouds tot kalenders opgetekend. In ieder land en bisdom waren deze kalenders verschillend. Een van de meest bekende was het zogenaamde Martelarenboek van den heiligen Hiëronymus, waaruit op den duur het officiële Romeinse Martelarenboek der Latijnse Kerk is voortgekomen. Iedere dag gedurende de Prime (zie bladz. 146) wordt in klooster- en kapittelkerken hieruit een gedeelte voorgelezen. Een uittreksel van dit Martyrologium Romanum, vermeerderd met toevoegingen uit de kalenders der kloosterorden en Nederlandse en Belgische bisdommen, vindt men als kalender voor in dit boek (bladz. 44 vgl.).
Christus zelf heeft de heerlijkheid der heiligen betuigd, toen Hij zeide: ‘Zo iemand Mij heeft gediend, dan zal mijn Vader hem eren’ (Jo. 12, 26). De heiligen waren de navolgers van Christus; daarom zijn zij onze voorbeelden en hebben zij in het eeuwige rijk, waar zij met den Verlosser eens en voor altijd zijn binnengetreden, de macht onze voorsprekers te zijn. Op het concilie