Voor de Belgische bisdommen
Voor het jaar 1950 hebben de bisschoppen van België de volgende bepalingen afgekondigd:
I. Voortaan verplicht de wet op het vlees-derven op iedere Vrijdag gedurende gans het jaar, alsook op iedere Woensdag gedurende de vasten.
De wet op het vlees-derven verbiedt het gebruik van vlees en van vleesnat. Vis, eieren en alle andere eetwaren, zelfs met vet voorbereid, worden toegelaten.
II. Krachtens de machten ons door de Heilige Stoel verleend, ontslaan wij van de wet op het vlees-derven op alle andere onthoudingsdagen van het jaar, uitgenomen de vigilie van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
Wij ontslaan van de wet op het vasten op alle vastendagen van het jaar, met uitzondering van Aswoensdag, Goede Vrijdag en de vigilie van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
III. Eenieder blijft verplicht de algemene wet van de christelijke versterving, die nooit wordt opgeheven, naar best vermogen te onderhouden Men zal zich van deze verplichting kwijten door de ontberingen die de huidige omstandigheden nog opleggen, in geest van boetvaardigheid aan God op te dragen.
IV. Wij verlenen vrijstelling van de wet op het vlees-derven op alle Vrijdagen van het jaar, uitgenomen op Goede Vrijdag.
1. | aan de militairen in werkelijke dienst, aan hun echtgenoten, kinderen en dienstboden die met hen inwonen, en insgelijks aan de andere personen die wezenlijk aan de militaire dienst zijn verbonden, alsook aan de families die troepen huisvesten; |
2. | om wille van de zware arbeid waartoe zij gehouden zijn, aan de zeelieden en aan de schippers, aan de werklieden der havens, der hoogovens, der staalfabrieken, der zinkovens, der pletmolens, der scheikundige fabrieken, der glasblazerijen, der mijnen en der steengroeven, alsook aan degenen die op het veld zwaar landbouwwerk verrichten: de families van deze personen mogen eveneens van leze vrijstelling gebruik maken; |
3. | om wille van hun oponthoud buiten het huishouden, aan de ambtenaren, agenten, bedienden, werklieden, reizigers, scholieren, die van huis hun eten meedragen; evenals aan degenen die, op reis zijnde of om wille van hun bezigheden, hun eetmaal nemen in een hotel, een spijshuis of een herberg.
De vreemdelingen op doortocht mogen dezelfde vrijstellingen genieten. |
V. De pastoors hebben de macht, in afzonderlijke gevallen en om billijke redenen, de personen en de families aan hun gezag onderworpen,