De twaalf mannetjes(1957)–Mies Bouhuys– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Pinksteren Met Pinksteren, met Pinksteren is er geen boom meer kaal. Van top tot teen staan ze in 't groen, de bomen allemaal. De beuk, de berk, de eik in 't bos, de iepen in de stad, de wilgen langs de waterkant: alles zit dik in 't blad. Met Pinksteren, met Pinksteren hoor je van nest tot nest, met uithalen en trillertjes, een schitterend orkest. De vogelmoeder tsjilpt maar wat, de vogelvader fluit en in dat huisje vol muziek komen de eitjes uit. Met Pinksteren, met Pinksteren als alles openbreekt, is ieder kind een pinksterbloem, die blij zijn hoofd opsteekt. En al die kindren bij elkaar maken één groot boeket. Het allerkleinste hummeltje wordt middenin gezet. De andren dansen er omheen, ze dansen hand in hand. 't Is Pinksteren, zingt iedereen, de zomer is in 't land. [pagina 15] [p. 15] Vorige Volgende