Het prieelken der gheestelyker wellusten(1927)–Katherina Boudewyns– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Een gheestelyck liedeken van lyden, op de wyse, Die de werelt yet wel besiet, &c. Al die willen contempleren Moeten hen ierst verneren, Door lijden worden nedergeboocht Want di Godt beminnen Sullen claerlijck kinnen, Dat die deuch int lyden wort ghetoocht. En Godts liefde in smenscen hert verhooght Een diepe oitmoedicheyt Met lijden ombeleyt Maeckt die ziel tot Godt bereyt. Acht u altijt die minste, Zyt iegelyck ten dienste, Die bijstant van u begheert. Hout u herteken stille Onder Godts liefsten wille, En zyt van gheen lyden verveert, Alle quade passien het verteert, Een diepe ootmoedicheyt Met lyden ombeleyt Maeckt die ziel tot Godt bereyt. Wilt Godt u lijden claegen, Hij salt u helpen draegen, Eest saelich hij salt u nemen af. Die zyn lyden wilt ontloopen, Het sal hem volgen met hoopen, Worpet al in Godt diet beteren mach. Estimeert die wellust min als een caff, Een diepe ootmoedicheyt Met lijden ombeleyt Maeckt die ziel tot Godt bereyt. [pagina 33] [p. 33] Dat hemels es, wilt smaecken Versmaet alle aertsche saeken Die de ziele van Godt vervreemt, Wij moeten doch alle sterven, Wildi den hemel erven, U lijden vanden handen Godts hier neemt U vleeschelijcke begeerten altijt tempt, Een diepe ootmoedicheyt Met lijden ombeleyt Maeckt die ziel tot Godt bereyt. Tes goet van lijden spreken Maer quaet daer inne steken Nochtans moet hier geleden zyn. Wij moeten ons neder drucken, Sullen wij die vruchten plucken Van paciencie in lijden fyn, Daer door dat wij ontgaen die eewige pyn Een diepe ootmoedicheyt Met lyden ombeleyt Maeckt die ziel tot Godt bereyt. Vorige Volgende