'Verzamelaars, bezitters, lezers van Weyermaniana in de achttiende eeuw'
(1996)–K.J. Bostoen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Verzamelaars, bezitters, lezers van Weyermaniana in de achttiende eeuwGa naar eind* | |
Karel BostoenIn 1991 publiceerde Henk de Kooker een artikel in dit tijdschrift over de Weyermanhandschriften in een veilingcatalogus uit 1772.Ga naar eind1 Het betrof autografen die uit het bezit van de Rotterdamse arts Johannes Franciscus van Leempoel stammen en die vermoedelijk in 1777 of 1778 werden verworven door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden.Ga naar eind2 Naast de autografen bezat deze Medicinae Doctor maar liefst zestien gedrukte Weyermaniana, waaronder elf toneelstukken. Dit laatste is niet zo verwonderlijk, want Van Leempoel was een verwoed verzamelaar van toneelspelen. Andere verzamelaars, zoals de secretaris van de weeskamer in Kaapstad Joachim von Dessin, specialiseerden zich niet in een bepaald genre, maar kochten alles (of lieten door derden alles aankopen) wat min of meer in de mode was. De vraag is of dit type boekenbezitters ook lezer van Weyermans werk was.Ga naar eind3 Welke methodes hebben we om lezers te achterhalen en wat maakt deze methodes meer of minder effectief? In een algemener verband merkte Han Brouwer het volgende op over methodisch onderzoek naar de leespraktijken van reële historische lezers. Er is eigenlijk maar één methode: ‘namelijk het traceren van het individuele leesgedrag aan de hand van egodocumenten, brieven en dagboeken’.Ga naar eind4 Daar kan men tegen inbrengen dat Brouwer de aanwijzingen die de gebruikssporen opleveren, niet in zijn beschouwingen betrekt. In deze bijdrage passeert een aantal bezitters van Weyermaniana uit de achttiende eeuw de revue van wie we zullen proberen vast te stellen of ze ook Weyerman hebben gelezen. De scepsis van Brouwer wordt bevestigd: dat is vrijwel bij niemand gelukt. De meeste aandacht zal uitgaan naar de Von Dessin-verzameling in Kaapstad, omdat ik in de zomer van 1995 in de gelegenheid ben geweest de Weyermaniana in deze collectie de visu te raadplegen. | |
Van Leempoels grote belangstelling‘Van Leempoel had een grote belangstelling voor het toneel’ schrijft De Kooker.Ga naar eind5 Hij geeft ook een korte levensbeschrijving van deze Rotterdamse toneelliefhebber: Van Leempoel (1696-1777) studeerde en promoveerde in de medicijnen te Leiden; hij was in 1755 oprichter van het Rotterdamse Genees- en Heelkundig Gezelschap dat zich inzette voor de preventie van de pokken; hij werd lid van het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte dat streefde naar toepassing van de natuurwetenschappen, maar hij was geen lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde ‘ondanks zijn letterkundige belangstelling’.Ga naar eind6 Dat laatste zegt op zich nog niet zo veel, want hij kan lid zijn geweest van een van de vele leesgezelschappen die ons land toen telde. Hij was wel een boekenliefhebber in ruimere zin dan alleen een liefhebber van toneelwerk. De Kooker heeft erop gewezen dat Van Leempoel op de veiling-Oudaan (1766) dertig boeken heeft gekocht: uitgaven van de klassieken, gedichtenbundels, wetenschappelijke werken, enz.Ga naar eind7 Wat betreft de - volgens de veilingcatalogus uit 1772 - ‘ruim vierduizend stuks’ toneelwerken die Van Leempoel verzamelde, rijst de vraag: waarom speciaal toneelstukken? Misschien verzamelde hij die zoals anderen postzegels, munten en sigarenbandjes | |
[pagina 34]
| |
collectioneren? Voor ons interessant is: hoe komen we erachter dat Van Leempoel bepaalde werken uit zijn verzameling werkelijk heeft gelezen? De Kooker acht het zinvol om Weyermaniana in veilingcatalogi te signaleren en biografische gegevens over de eigenaars te vermelden, want ‘voortgezet onderzoek zal het mogelijk maken om tot een profiel van de contemporaine Weyermanlezer te komen’.Ga naar eind8 De nadruk valt in dit citaat hier kennelijk op het woord ‘voortgezet’, want ik zie vooralsnog niet in hoe we op grond van de beschikbare gegevens tot het vaststellen van de Weyermanlezers kunnen komen. In elk geval staat in het geval van onze Rotterdamse arts daarover voorlopig niets vast. We weten dat hij een verzamelaar van toneelstukken is geweest (wat overigens in die tijd in gegoede kringen een respectabele bezigheid moet zijn geweestGa naar eind9), maar op dit moment blijkt uit niets dat Van Leempoel speciaal Weyermaniana verzamelde. Bovendien kennen veilingcatalogi als bron zo hun eigen beperkingen. Zo is uit het onderzoek van Hannie van Goinga naar voren gekomen dat in de achttiende eeuw slechts één op de drie veilingcatalogi van privé-bibliotheken het ‘zuivere’ boekenbezit van één bepaalde eigenaar bevatten.Ga naar eind10 De term ‘zuiver boekenbezit’ betekent trouwens dat een veilingcatalogus uitsluitend boeken van één bepaalde eigenaar bevat. Daaruit volgt niet dat de catalogus alle boeken bevat die bij het overlijden van de eigenaar zijn eigendom waren, laat staan alle boeken die hij ooit heeft bezeten en nog minder alle boeken die hij ooit heeft gelezen. De voornaamste winst die De Kookers ontdekking oplevert, is dat de provenance van de Weyerman-autografen in kwestie daardoor bekend is geworden. Pas wanneer op een of andere manier duidelijk is geworden dat Van Leempoel de Weyermaniana in zijn bezit werkelijk heeft gelezen en dat hij over dit soort werk een mening heeft gehad, kunnen we gaan denken aan het schetsen van een contemporain lezersprofiel. | |
DierkensEen ander geval. De veilingcatalogus van Cornelius Dierkens (1715-1761) bevat dertien Weyermaniana. André Hanou vermeldt niets over de persoon van de verzamelaar, maar poogt op grond van de bijgeschreven prijzen en de contemporaine rubrieksindeling iets zinnigs te zeggen over zijn smaak.Ga naar eind11 Dierkens bezat duizenden boeken: fraaie banden (in deze categorie diverse werken van Weyerman), zware kost, boeken over de schilderkunst, satirisch-politieke tijdschriften, ‘een snufje vrijmetselarij, een scheutje antichristendom, een wolkje kriminele belangstelling’.Ga naar eind12 Opnieuw lijkt mij dat we op grond van deze beperkte gegevens niet kunnen spreken van een Weyerman-lezer. We weten in feite niet veel meer dan dat de boekenkasten van de heer Dierkens kennelijk rijk gevuld waren met boeken à la mode, waarbij die van Weyerman niet misstaan. | |
FlanderinHetzelfde geldt voor de vierdelige veilingcatalogus uit 1829 van de Oostendse schepen Franciscus-Abraham Flanderin (1756-1829).Ga naar eind13 Deze bibliofiel bezat ongeveer tienduizend titels, waaronder veertien Weyermaniana. Flanderins voorliefde gaat uit naar erotica, medische werken (o.a. over onanie en verloskunde) en hermetica (werken in verband met de Rozenkruisers en de Vrijmetselarij). Jan Parmentier vermoedde dat Flanderin een aantal boeken heeft gekocht bij de maçonnieke Brugse drukker Joseph de Busscher. In de magazijn- of assortimentscatalogi met gedrukte prijzen die De Busscher in de jaren 1773-1777 verspreidde, bevinden zich twintig verschillende Weyerman-titels. Dat Flanderin bij De | |
[pagina 35]
| |
Busscher kocht is helaas slechts in één geval gedocumenteerd: hij kocht in 1780 een scheepsjournaal van een Chinareis in 1727 waaraan zijn vader deelnam.Ga naar eind14 In vergelijking met zijn directe omgeving moeten we Flanderin als een uitzonderlijke figuur beschouwen. Hij is namelijk een schoolvoorbeeld van ‘ontluikend vrijzinnig en liberaal denken’Ga naar eind15 in de toenmalige Zuidelijke Nederlanden. Misschien kunnen we nog meer achttiende-eeuwse Vlaamse bezitters van Weyermaniana achterhalen. Het is nog de vraag of we die eveneens in de maçonnieke hoek moeten zoeken, maar het lijkt me niet onwaarschijnlijk. Intussen krijgen we op grond van de auctiecatalogus - zoals in het geval Dierkens - uitsluitend een idee van de algemene smaak van een uitzonderlijke Vlaamse bibliofiel. Of hij Weyerman ook echt las, daarover hebben we tot nu toe geen enkele zekerheid. | |
FerwerdaDe boekhandelaar Abraham Ferwerda te Leeuwarden stelde tussen 1772 en 1779 een alfabetische lijst samen van boeken met de prijzen die ze op aucties in de periode 1701-1772 hadden opgebracht.Ga naar eind16 Hij noteerde bij elke titel ook de naam van de eigenaar van de collectie die werd verkocht. Op grond van die gegevens achterhalen we de namen van negen bezitters van Weyermaniana. Vier van hen bezaten slechts één Weyerman-titel: Van der Waaijen (1744), Bolhuis (1764), Knock (1769) en Arnoldi (1772). Lolkama (1768) en Johan Iman Cau (1772) bezaten er vijf, Van Lingen (1762) zeven, Lycklama (1754) acht, maar de Leeuwardense bezitter J.F. H...s (1772) spant met elf titels zonder meer de kroon. Over geen van deze bezitters is helaas iets te vinden in de bibliografie van publikaties over particulier boekenbezit.Ga naar eind17 Dankzij het boekhandelscatalogi-projectwaarin nu ca. 4000 titels geregistreerd staan,Ga naar eind18 zijn twee van de hier genoemde negen veilingcatalogi te achterhalen. Het betreft de catalogi van Michiel van Bolhuis (veiling d.d. 16 november 1764) en van Johan Iman Cau (veiling d.d. 21 april 1772). Van Bolhuis was lid van het college van Taalmannen en Gezworenen te Groningen. Ferwerda vermeldt slechts één Weyerman-titel, maar wie de veilingcatalogus raadpleegt, treft toch wat meer aan. In een convoluut van negen werken zitten Den Maagdenburgsche Alchimist en De Leevens Byzonderheden van Johan Hendrik, Baron van Syberg.Ga naar eind19 In een ander convoluut van twaalf werken komt men een tweede exemplaar van Den Maagdenburgsche Alchimist tegen.Ga naar eind20 Van Bolhuis bezat ook een exemplaar van De Levens-beschrijvingender Konst-Schilders (1729, 3 dln) ‘met plaaten en 103 conterfeitsels/ door J. Konst en Houbraken’. Het bracht de mooie som op van zes gulden en vijf stuivers.Ga naar eind21 Het meest intrigerend is evenwel de vermelding in de rubriek ‘Prenten’ van zes losse gedrukte prenten van Weyerman. Helaas ontbreken hier titels of nadere omschrijvingen.Ga naar eind22 Met een slag om de arm kunnen we zeggen dat het erop lijkt dat Van Bolhuis vooral een liefhebber van de beeldende kunst is geweest, en dat hij om die reden een exemplaar van de Konst-Schilders bezat. Het is goed mogelijk dat hij Weyerman las vanwege die speciale belangstelling. Johan Iman Cau, heer van Dussen, Muylkerk en Gienhoven, was raadsheer van het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland. Ferwerda noemt vijf Weyerman-titels. Opnieuw blijkt het om veel meer materiaal te gaan. Bovendien is het onduidelijk of alle Weyermaniana uit het bezit van Cau stammen, want diens privé-bibliotheek werd samen met een anonieme collectie geveild. Wat er ook van zij, in de veilingcatalogus komen we maar liefst zestien Weyermaniana tegen: twee exemplaren van de ‘Platen’ uit De Levens-beschrijvingender Konst-Schilders,Ga naar eind23 twee exemplaren van De doorzichtige Heremiet, drie | |
[pagina 36]
| |
exemplaren van De Levens-beschrijvingen der Konst-Schilders, twee exemplaren van Kerstemans Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman, Den Echo des Weerelds, Den Amsterdamschen Hermes, Den Ontleeder der Gebreken, De voornaamste Beweegredenen en omstandigheden, Den Persiaansche Zydewever, De voornaamste gevallen van den wonderlyken Don Quichot en De Leevens Byzonderheden van Johan Hendrik, Baron van Syberg. | |
BoedelinventarissenEen andere methode om Weyermanianate achterhalen, is door in nalatenschappen te gaan snuffelen. Barbara Sierman heeft dat met enig succes gedaan in het Haagse Gemeentearchief waar de klappers een dergelijk onderzoek mogelijk maken.Ga naar eind24 De vijf gevallen die zij signaleert, stammen uit de jaren 1770-1798. Het betreft de advocaat Martin Hartingh de Champvent en zijn echtgenote Johanna Maria van Breugel (1770), een niet nader gespecificeerde Martin Jacob Diodati (ca. 1781), notaris Gysbert Myne (1785), de oud-schepen Johan Adriaan Verstolk (1795), die maar liefst vijf Weyerman-titels in zijn bezit had, en Jacob Kap (1798) over wie kennelijk niets naders te melden valt. Omdat hij de meeste Weyermaniana bezat, zou het onderzoek zich moeten concentreren op Verstolk, lijkt me. Welke boeken had hij nog meer? Misschien is het aandeel Weyerman-titels procentueel gezien zeer veel groter dan in het geval van bibliofielen als Dierkens en Flanderin? Van de vijf boedelinventarissen die Barbara Sierman signaleerde, figureert het boekenbezit in één geval ook in een gedrukte veilingcatalogus. Op 20 november 1769 werd in Den Haag het boekenbezit geveild van vier eigenaars tegelijk, namelijk Gilles van Limburg, Pieter van Os, ‘de Heer en Meester’ Marten Harting de Champvent en een D***.Ga naar eind25 We komen in deze catalogus een exemplaar tegen van Kerstemans Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman en een exemplaar van De voornaamste gevallen van den wonderlyken Don Quichot.Ga naar eind26 Van de vier eigenaars komt de Haagse advocaat Harting de Champvent het meest in aanmerking als bezitter van deze Weyermaniana. De door Sierman gesignaleerde boedelinventaris van deze Haagse advocaat laat immers een dergelijke identificatie toe. We zijn nu wellicht geneigd te denken dat, gezien onze doelstelling om het profiel van de Weyerman-lezer te schetsen, het onderzoek naar boedelinventarissen mogelijk vruchtbaarder is dan dat naar auctiecatalogi. Toch is ook hier weer de nodige voorzichtigheid geboden. Aan boedelinventarissen van particulieren als bron kleven nogal wat bezwaren. Ze zijn vaak onvolledig en specifiëren geen titels. Wanneer wel een titel wordt genoemd, betekent dit niet automatisch dat het boek in kwestie door de bezitter aangeschaft is en het betekent evenmin dat deze het boek heeft gelezen.Ga naar eind27 Uit onderzoek van José de Kruif, die aan een dissertatie werkt over de klantenboeken van Pieter van Cleef en de Haagse boedelinventarissen, blijkt in het algemeen dat weinig mensen veel boeken bezaten. In het geval van de lagere klassen is zelfs de voorkeur voor literaire boeken onafhankelijk van de omvang van de bibliotheek.Ga naar eind28 Met andere woorden: lezers uit de lagere sociale milieus kochten - relatief gezien - meer literatuur dan de hogere bevolkingsgroepen. Voor ons houdt dat in dat we de bezitters en lezers van Weyermaniana niet noodzakelijk in de hogere bevolkingsgroepen of middenklasse moeten zoeken (wat tot nu toe op grond van de veilingcatalogi in het algemeen wordt aangenomen). Dit lijkt bevestigd te worden door het onderzoek van Han Brouwer naar de bezoekers van de Zwolse boekwinkel van Martinus Tijl. Zo kocht in 1780 de looier Assuerus Ovink te | |
[pagina 37]
| |
Zwolle Het Oog in 't Zeil. De man was ook een gretig afnemer van uiteenlopende historische werken en van de rijmvruchten van ‘gezellige dichters’.Ga naar eind29 Daartegen spreekt weer dat de telg uit een Amsterdamse regentengeslacht, Raymond Backer (1698-1753) in 1732 voor acht stuivers De gewaande baron Syberg kocht bij Luchtmans.Ga naar eind30 Backer studeerde rechten te Leiden en in 1721 trouwde hij met Sophia Christina de Munt, de dochter van een Leidse griffier. Het echtpaar woonde aan het Rapenburg nr. 33. Backer bekleedde te Leiden allerlei bestuursfuncties en in 1751 werd hij zelfs burgemeester. Dus hij behoort wel duidelijk tot de hogere bevolkingsgroepen. Het merkwaardige is dat Weyermans oplichters verhaal niet in de gedrukte veilingcatalogus uit 1760 te vinden is. Mogelijk heeft een van de nabestaanden het boek vóór de veiling uit de collectie gehaald of Backer heeft het boek ooit uitgeleend en niet teruggekregen?30 | |
Joachim von DessinIn 1980 signaleerde Gerardine Maréchal zes Weyermantitels die eigendom zouden zijn van de Suid-Afrikaanse Openbare Bibliotheek. Ze vermeldt ook dat die exemplaren deel uitmaken van de ‘Dessinian Collection’ en dat ze zijn opgenomen in de sectie ‘Miscellanea’ van de gedrukte catalogus van die collectie. Het gaat om: 1. Eenige scherpe Aanmerkingen over de Historie des Pausdoms, Amst. 1737; 2. (2 exx.?) De Ontleder der Gebreken, Amst. 1724; 3. De vrolyke Tuchtheer, Amst. 1730; 4. De Echo der Wereld, Amst. 1726; 5. De doorzichtige Hermit, 's Gravenhage 1730; 4. (weer 2 exx.?) De Amsterdamsche Hermes, Amst. 1722.Ga naar eind31 Al deze gegevens - zij het met de nodige correcties - vindt men terug in de bibliografie van Marleen de Vries.Ga naar eind32 Gecorrigeerd hierin is het jaar van uitgave van de Eenige... Aanmerkingen (dit is 1734) en ook wordt hierin terecht stilzwijgend de mogelijkheid afgewezen dat het in het geval van De Ontleeder en de Amsterdamsche Hermes telkens om twee exemplaren zou gaan. Maréchal twijfelde daar onnodig aan, want het gaat in beide gevallen om werken die bestaan uit twee delen. Wie de gedrukte catalogus in kwestie raadpleegt,Ga naar eind33 valt een aantal zaken op. De naam van de bibliotheek was in 1821 nog ‘Public Library’ of ‘Openbare Biblioteek’. De huidige benaming luidt: Suid-Afrikaanse Biblioteek (SA B) of South African Library.Ga naar eind34 Het blijkt ook dat Maréchal in verschillende gevallen onzorgvuldig met de gegevens in de gedrukte catalogus is omgesprongen, bijvoorbeeld bij het overschrijven van de titels. De sectie ‘Miscellanea’ zoals Maréchal die noemt, bestaat niet als zodanig. De boeken zijn naar formaat en onderwerp in rubrieken ingedeeld. Na de ‘in Folio’-uitgaven, volgen de ‘in Quarto’-edities met rubrieken als Theologia, Philosophia (met bijvoorbeeld J. de Brune: Wetsteen der Vernuften. Amst., 1644 en diverse werken door Simon de Vries), Historia (bijv. L. van den Bosch: Leven en bedrijf van Willem III. Amst., 1694), Philologia (bijv. De Boekzaal der Juffers, Uitgeg. d. Richard Steele. 3 dln. Dl. 1: Amst. 1748, Dl. 2 en 3: Middelburg, resp. 1734 en 1735) en Miscellanea (bijv. H. vanden Burg: Schriftuurlyke Klinkdichten op bybelgeschiedenissen. Leiden, 1716). Alle titels die G. Maréchal noemt, staan geregistreerd in de rubriek ‘Miscellanea in Quarto’. Daardoor komt het kennelijk dat ze twee Weyerman-titels die zich in de rubriek ‘Historia in Quarto’ bevinden, over het hoofd heeft gezien.Ga naar eind35 Dit zijn een tweede exemplaar van Eenige aanmerkingen over de Historie des Pausdoms en het tweedelige De Historie des Pausdoms (1725). Wie overigens de Weyermanianater plekke wil aanvragen, zal merken dat de signaturen zoals die in de bibliografie van Marleen de Vries zijn | |
[pagina 38]
| |
vermeld, onvolledig zijn. Elke signatuur begint namelijk met Cat. Dessin. en wordt gevolgd door minstens drie getallen.Ga naar eind36 Bezittersmerken in de Weyerman-exemplaren treffen we niet aan, behalve op de versozijde van de slappe gemarmerde kaft van de twee delen van de Amsterdamsche Hermes. Daar staat als bezitterssignatuur: ‘G: Dorsman’.Ga naar eind37 De meeste Weyerman-exemplaren zijn gestoken in bandjes van gemarmerd papier. Den vrolyke tuchtheer heeft een harde kartonnen band, Den Echo des Weerelds en Eenige scherpe aanmerkingen (Cat. Dessin. p. 83:127, 29) zijn gestoken in varkensleren banden. De vraag is nu of Von Dessin de Weyermaniana heeft aangeschaft uit interesse voor de auteur. Om die vraag te beantwoorden moeten we eerst wat meer weten over deze verzamelaar en zijn bibliotheek. Von Dessin als verzamelaar is voor ons alvast uniek, omdat het grootste deel van zijn boeken bewaard is gebleven, waardoor we uitspraken kunnen doen die berusten op de visu-onderzoek. Joachim Nikolaus von Dessin (1704-1761) is in Rostock geboren uit een oude aristocratische familie.Ga naar eind38 Zijn vader was een officier in Zweedse dienst, die lange tijd krijgsgevangen is geweest waardoor hij verarmd raakte. De jonge Joachim kon het koninklijke Joachimthalsche Gymnasium te Berlijn bezoeken, dankzij de steun van de Markgravin van Brandenburg, een Pruisische prinses.Ga naar eind39 In 1726 trad hij als soldaat in dienst van de VOC en kwam in april 1727 met het schip ‘De Ketel’ aan de Kaap. Hij maakte er een snelle carrière dankzij zijn goede vooropleiding, intelligentie, aanpassingsvermogen en een gunstig huwelijk in 1730 met de aan de Kaap geboren Christina Ehlers. Zijn uit Gent afkomstigeGa naar eind40 schoonmoeder Barbara de Savoye was de dochter van een voorname hugenootse kolonist. Joachim von Dessin was van 1737 tot 1757 secretaris van de Weeskamer te Kaapstad. In 1743 promoveerde hij tot onderkoopman en daarnaast oefende hij ook nog het beroep van notaris uit. Zijn aanpassingsvermogen blijkt onder meer uit zijn beheersing van het Nederlands.Ga naar eind41 De belangrijkste egodocumenten die we van hem hebben: zijn brievenboek (de brieven uit de jaren 1733 en 1744 werpen heel wat licht op zijn transacties)Ga naar eind42 en zijn Memoriaal uit de jaren 1754-1757 (met veel huishoudelijke details) zijn in het Nederlands gesteld.Ga naar eind43 Omdat ik slechts twee dagen in Kaapstad was, heb ik deze bronnen niet kunnen raadplegen. Bij testament heeft Von Dessin in 1761 zijn boeken nagelaten aan de Nederduits-Gereformeerde Kerk te Kaapstad, met de bepaling dat ze de kern van een openbare bibliotheek moesten gaan vormen.Ga naar eind44 Het gaat om 3856 boeken (inclusief 9 atlassen en 72 handschriften),Ga naar eind45 zoals blijkt uit de oudste van de drie handgeschreven catalogi die berusten in het N.G. Kerkarchief.Ga naar eind46 Noch de gedrukte catalogus uit 1821, noch de handgeschreven catalogi bevatten alle boeken. Convoluten met name zijn vaak slechts op de eerste titel in het convoluut beschreven.Ga naar eind47 Sommige boeken, zoals een folio-editie van Alle de Werken van Cats, ontbreken in de huidige Von Dessin-Verzameling terwijl ze wel in de oudste, handgeschreven catalogus vermeld staan.Ga naar eind48 Tussen 1761 en 1821 zijn er nog vele boeken door de N.G. Kerk verworven en aan de verzameling toegevoegd. Dit zouden 537 boeken zijn geweest, maar volgens Bax moet dit aantal nog iets hoger worden geschat.Ga naar eind49 Tijdens mijn bezoek vernam ik dat men al jaren bezig is met de Von Dessin-Verzameling de visu te beschrijven en dat deze beschrijving nu haar voltooiing nadert. Sommige Engelstalige auteurs hebben in het verleden gesteld dat Von Dessin zijn boeken vooral op Kaapse boedelveilingen heeft gekocht (waarbij natuurlijk de suggestie een rol speelt dat hij als secretaris van de Weeskamer met voorkennis handelde). Dit is | |
[pagina 39]
| |
mogelijk, maar de egodocumenten laten zien dat er ook geheel andere kanalen waren waarlangs Von Dessin zijn boeken verwierf. In 1734 nam een niet nader genoemde ‘Heer Meulenbeek’ een gedrukte kaart van de vier werelddelen in groot formaat, ‘gevernist’, voor hem uit Nederland mee.Ga naar eind50 In de jaren 1736 en 1737 bestelde Von Dessin boeken bij de vrome Amsterdamse tabakshandelaar Jurriaan WesterhoffGa naar eind51 en in 1738 bij de Rotterdamse koopman Nicolaas Pille (1706-1737).Ga naar eind52 Von Dessins Kaapse vriend Jan de Waal, die tevens de voornaamste leverancier was van huishoudelijke goederen,Ga naar eind53 leverde de tijdschriften waarop Von Dessin intekende, zoals de Europische Mercurius en De Boekzaal van Europe.Ga naar eind54 Gedocumenteerd is dat Von Dessins vriend Daniël Pels, de Amsterdamse conrector van de Latijnse School, in 1755 en 1761 telkens een kist boeken stuurde en in 1756, 1758 en 1759 verzocht Von Dessin aan de Heren XVII te Amsterdam om zijn salaris aan Pels uit te doen betalen.Ga naar eind55 Von Dessins maandsalaris als onderkoopman bedroeg toen ƒ40,-.Ga naar eind56 In feite voorzag Pels reeds vanaf 1744 Von Dessin geregeld van boeken. Von Dessin gelastte zelfs zijn testamentair executeurs om de boeken te betalen die na zijn afsterven nog van Pels naar hem onderweg zouden zijn.Ga naar eind57 Dankzij een legaat van 1000 Rs., door Von Dessin nagelaten aan de Nederduits-Gereformeerde Kerk, werden in 1765 nog boeken besteld bij de Amsterdamse boekhandelaar Jan van Houten.Ga naar eind58 Maar mogelijk is Von Dessin bij leven zelf ook met deze boekhandelaar in contact geweest? Voorts kocht of liet Von Dessin door familieleden bieden op veilingen buiten Kaapstad en verwierf hij boeken van familieleden, vrienden, kennissen en Compagniedienaren die voorgoed naar Holland terugkeerden.Ga naar eind59 Bij zijn aanschaf moest hij vaak afgaan op aansprekende titels, maar in veel gevallen heeft hij zelfs de keuze aan zijn leveranciers over moeten laten. Zo schreef hij op 12 juli 1736 aan Westerhoff: ‘Ende dewijl ick een seer groote liefhebber van goede boeken soo geestelijke als historische ben, soo versoeke mij van tijd tot tijd met wat nieuws te voorzien’.Ga naar eind60 Nadere bestudering van de egodocumenten kan ons wellicht leren of bij de aanschaf van Weyermaniana de keuze van de boekhandelaar bepalend is geweest, dan wel die van Von Dessin zelf. Feit is dat de Weyerman-exemplaren er smetteloos uitzien, waarbij dan onmiddellijk de vraag rijst of hij die boeken ooit heeft gelezen. Andere boeken bevatten namelijk wel gebruikssporen: krabbels van afrekeningen, de inhoudsopgave van een convoluut, bronvermeldingen van teksten, opmerkingen over de inhoud van het boek waarbij hij zich soms tegen redeneringen van de auteur keert. In het exemplaar van Savonarola's Meditationes in Psalmos (Leiden, 1633) voegde hij bijvoorbeeld vier bladzijden in handschrift toe over het leven van de auteur. De meeste aantekeningen zijn in het Nederlands gesteld. Er zijn ook aantekeningen in het Frans, Latijn en zelfs in het Spaans, maar aantekeningen in het Duits heeft Immelman er niet in aangetroffen.Ga naar eind61 Von Dessin bezat 74 schilderijen, waaronder een van Bonaventuur Peeters en een van Jan van Gool,Ga naar eind62 maar waarschijnlijk niets van Weyerman.Ga naar eind63 Tenslotte bezat Von Dessin ook geen exemplaar van De Levens-beschrijvingen der Konst-Schilders. Dat is tamelijk eigenaardig en het zou er mogelijk op kunnen wijzen dat hij het werk van Weyerman minder goed kende dan het bezit van de Weyermaniana in eerste instantie laat vermoeden. | |
[pagina 40]
| |
Weyermaniana niet hebben gelezen. De Zwolse looier Assuerus Ovink, bezitter van Het Oog in 't Zeil, is waarschijnlijk een lezer is geweest. De Leidse regent Raymond Backer vermoedelijk ook. Van de overigen leek vooral Von Dessin aanvankelijk veelbelovend, maar het ontbreken van gebruikssporen in de Weyermanianauit zijn collectie laat vooralsnog niet toe hem als Weyerman-lezerte karakteriseren. Misschien dat de egodocumenten, het brievenboek en het Memoriaal, nog het tegendeel aantonen, maar het lijkt me niet waarschijnlijk, gezien de manier waarop het merendeel van Von Dessins aankopen tot stand kwamen. Wat de overige bezitters van Weyermaniana betreft, die hier de revue passeerden: het lijkt erop dat Han Brouwer gelijk heeft met zijn scepsis. We zijn afhankelijk van egodocumenten om onze Weyerman-lezers vast te stellen. Verder zijn gebruikssporen in boeken van belang en de ontleningen van passages uit Weyermans werken die we her en der tegenkomen. Misschien moeten we ons bij ons onderzoek meer door dit soort specifieke kenmerken laten leiden dan tot dusver. Anderzijds is het op zich waardevol om Weyerman-bezitters te blijven signaleren, al zullen we wellicht nooit achterhalen of ze zijn boeken met genoegen ter hand namen, of wat hun oordeel over zijn werk was. |
|