Iets is pas geschiedenis als je het kunt navertellen...
Geschiedenis is een verhaal, een verhaal gebaseerd op feiten. We vertellen dat verhaal zo eerlijk mogelijk, maar er zit altijd een heleboel van ons zelf in, we verzinnen wat we niet weten en presenteren dat als feiten. Dat gaat vaak onbewust. Niemand kan echt objectief geschiedenis navertellen, de verteller is zelf teveel betrokken bij zijn verhaal.
Dat geldt dubbel bij een verhaal als het voorgaande.
Het is fantasie, gebaseerd op geschiedenis.
De hoofdpersoon is bedacht; wie in Gouda in het archief naar Neeltje Nooten gaat zoeken vindt die naam daar niet. Wat Neeltje meemaakt is bedacht door de schrijver, het is een fantasie op basis van historische gegevens. Het had zo kunnen gebeuren.
Over de periode oktober tot en met december 1688 is echter veel bekend. Er zijn pamfletten uit die tijd, er is het dagboek van secretaris Huygens, er zijn veel boeken over geschreven.
Huygens geeft aardige bijzonderheden, onder andere over het weer. In zijn dagboek lees je dat er bij Honiton soldaten van Jacobus zaten te wachten op betaling voor ze verder wilden terugtrekken. Ook de poging tot vergiftiging bij Parnham House staat in een zeventiende-eeuws geschrift.
George Cary heeft echt bestaan en hij woonde in het huis aan Torbay. Zijn reis naar koning Jacobus ii is echter fantasie, het enige wat klopt is de waarneming vanaf het dak als de priester de vloot binnen ziet varen en denkt dat het de Fransen zijn.
De fantasie rond George Cary is in dit verhaal gebracht om duidelijk te maken dat in 1688 niet iedereen stond te juichen in Engeland. Er waren ook mensen die niets met prins Willem iii te maken wilden hebben.
Over vrouwen die als man verkleed reisden is enkele jaren geleden het aardige boek Daar was laatst een meisje loos van Rudolf Dekker en Lotte van der Pol verschenen. Het ‘vonnis’ van Huy-