Jan en zijn zusje, of eerste leeslesjes(1818)–Mattheus van Heyningen Bosch– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 22. - De oo ren. Jan. Wat doet gij met ú we oo ren? Kaa. Met mij ne oo ren, en dit hó ren, Kan ik hoo ren. Ik ben wat doof. Jan. Ha, ha, ha! Kó. Foei, Kees! gij moet niet lag- chen, om dat goe de ou de bes je. Die zoo doen, zijn lee lij ke kin de ren. Niet waar, zus je? Vorige Volgende